nere afstanden gebruikt, zulks met het oog op de geboden zuinigheid aan munitie, een gevolg van de moeilijkheden verbonden aan den opvoer van munitie bij den aanvaller in het algemeen en ten onzent in het bijzonder. 180/1/ Bij de verdediging kan vuur van de mitrailleurs op groote en middelbare afstanden onder be- A.TV. paalde omstandigheden van voordeel zijn b.v. wanneer de 151 '3i mogelijkheid om het geschut, dat bestemd is om den aan val met vuur te breken, doeltreffend op te stellen en de mogelijkheid om de waarneming van dat vuur te verzekeren G v I minder groot is Op de groote enhoogeremiddel- '2/2bare afstanden wordt evenwel slechts gevuurd indien het vuur deugdelijk kan worden voorbereid, over veel munitie kan worden beschikt over een ruimen voorraad kan de verdediger in den regel beschikken alsmede de kans op het verraden van de plaats der mitrailleurs opweegt tegen de te behalen voordeelen. Overigens zal met het oog op de G.V.l. geboden zuinigheid met de munitie bij voorkeur op de 12/'/ lagere middelbare en kleinere afstanden worden gevuurd. Bij de verdediging kan vuur met indirecte richting worden G.V.l. afgegeven, doch alleen wanneer daarmede aanmerkelijke 183 voordeelen zijn te behalen. Bij den aanval wordt daarover niet gesproken. Geweer mitrailleur- en geweervuur. 44/3/ Bij den aanval voeren de geweermitrailleurs den vuurstrijd op de kleine afstanden in vereeniging met de geweergroepen, dus van af 500 M. blz. Zooals reeds vroeger besproken, wordt, indien het vuur 569 van artillerie, mitrailleurs en geweermitrailleurs ontoereikend 570 is om de manoeuvre te doen slagen, door de geweerschutters gezamenlijk vuur afgegeven, terwijl het individueel vuur wordt geopend op afstanden dat de doelen een loonend schot doen verwachten, in den regel op 100 a 200 (kop, borst), bij uitzondering op 300 M. (romp). Bij de verdediging openen de geweermitrailleurs A.T.v. in het algemeen eerst het vuur op het tijdstip dat de vijan- 152 delijke artillerie terwille van de veiligheid van de aanvallende /2/ infanterie haar vuur moet verleggen. Dat is dus in het algemeen op een afstand van 300 M. De geweerschutters, behalve degenen die zwakke afdee- A.T.V. lingen des vijands (patrouilles e.d.) moeten bestrijden (welke 152/3/ schutters bij voorkeur niet boven de 200 M. het vuur zullen q v i openen) vuren bij voorkeur eerst op het oogenblik, waarop 208/2/ de vijand den stormaanval inzet: 100 a 50 M.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 53