stooten en schokken. Een sportiviteit zooals in de dagen van 7 cM. K. A. aan den dag gelegd, waarbij terras-sawahs en andere hindernissen in getrokken vervoer genomen werden, behoort tot de geschiedenis. 2), Getrokken vervoer. Na omklappirig van het achterstuk der affuit (deugdelijk aan het kulas te bevestigen, dat op zijn beurt weer op het wiegkussen wordt vastgezet) kan, door het aanbrengen van een lamoen, op eenvoudige wijze de vuurmond tot een voertuig worden ingericht. Dit voertuig van geringe spoorbreedte, is van een gunstigen bouw. Het kanon, met in één lijn daarmee het achterstuk-affuit, ligt in een matige helling met de horizontaal; het zwaartepunt van het geheel betrekkelijk laag, zoodat de kans op omslaan bij het rijden over oneffen terrein gering blijft. Er is voldoende bodem- vrijheid, terwijl de voorwichtigheid in de draagschenen niet te groot is. Een radrem is aangebracht, omdat bij het afgaan van hellingen het lamoenpaard alleen het zware voertuig niet kan op houden en het tegenhouden der kanonniers aan rem- en trektou- wen weinig uitwerkt. Als regel zal vóór het getrokken vervoer het schild worden afgenomen. Bij kantelen van het stuk toch wordt het zijwaarts uitstekende schild aan verbuiging of in de bevestigingspunten aan beschadiging bloot gesteld. Het voertuig zal worden voortbewogen door normaal twee, vóór elkaar gespan nen, paarden. Bij zware hellingen kan een derde paard worden vóórgespannen. 3). Gedragen vervoer. Bij het opvoeren van het vermogen is het totaal gewicht van den vuurmond snel toegenomen. Het Bofors Bergkanon M. 21 veieischt acht draagpaarden, waarvan één voor het schild. Het uiteennemen van het materieel en het in zoovele onderdeelen op laden vereischt een sterke werkploeg (acht man). Een grooter nadeel is gelegen in de vermeerderde kans dat een dier gedurende den marsch achter blijft, hetgeen beteekent dat bij het in stelling komen de vuurkracht der batterij tot op 2/3 (of tot 3/4) is terug gebracht, al naar mate de batterij uit 3, dan wel 4 stukken be staat. Bij de zeer groote colonnelengten ;(in het terrein wordt veelal in colonne met éénen gemarcheerd) wordt de commandovoering uiterst moeilijk en wordt de marcheerende batterij uitermate kwetsbaar. In dit verband zij terloops het vraagstuk genoemd der drie of vier stukken batterij. Behalve met de kisten voor richtmiddelen en gereedschappen (3e dier), het tempeerkistje (6e dier) en de schilden (8e dier), waarmee de betrokken paarden voortdurend zijn belast, worden bij gedragen vervoer de stuksdieren beladen met de volgende lasten (zie ook de foto's): le dier: het kulasstuk 2e dier: het kanon met links en rechts een lamoen helft 701

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 5