5. DE INLICHTINGENDIENST BIJ DE UITVOE
RING VAN DE POLITIEK POLITIONEELE TAAK.
door
CAMURS.
Ons V. P. T. L. is in de punten 5(5), 11, 12, 13, 28, 29(2),
31(5), 32 (4) en 33(2) vrij uitvoerig omtrent den inlichtingen
dienst. Die punten geven de ervaringen weer in vroeger jaren op
gedaan en neergelegd in het toenmalige velddienstvoorschrift I. V.
en in de tijdens de actie uitgevaardigde instructies.
Zoo laat de Algemeene Instructie voor Commandanten van Co
lonnes en Patrouilles in Atjeh, uitgevaardigd bij C. O. van 15 Mei,
1902, No. 69, zich als volgt uit:
3. Men zij erop bedacht, dat overvalling van bendehoofden met
hunne benden gedurende den nacht de meeste resultaten waar
borgt.
4. Hiervoor is een goede spionnendienst volstrekt vereischt:
aan het verkrijgen van goede spionnen wijdt het civiel bestuur
voortdurend groote zorg en moeten colonnecommandanten zich
zoo veel doenlijk met de bestuursambtenaren verstaan om voor die
ondernemingen goede gidsen te erlangen.
Een volgende uitgave bij C. O. van 7 Juni, 1909, No. 34/B,
zegt in punt 2, dat „de actie door een doeltreffenden informa
tiedienst gesteund moet worden." De spionnendienst van 1902
is dus uitgebreid tot een doeltreffenden informatiedienst, terwijl het
intermediair der bestuursambtenaren beperkt en daarvan eerst ge
rept wordt in punt 31: „Aan het verkrijgen van goede spionnen
wijdt het bestuur de noodige aandacht. Patrouille- en colonne
commandanten treden met het bestuur in overleg voor het ver
krijgen van bedoelde spionnen. Zij zijn echter evenzoo bevoegd, zelf
het noodige daartoe te verrichten mits hierbij geenerlei dwang
worde uitgeoefend".
Waarop berust nu een doeltreffende informatiedienst? Op:
1. gegevens, vastgelegd in kaarten, patrouillerapporten, dag
boeken, memories, ethnografische en krijgsgeschiedkundige wer
ken op het patrouillegebied betrekking hebbend;
2. eigen waarneming;
3. gidsen en berichtgevers;
4. spionnen;
5. mededeeüngen van gevangenen.
764