üd 1. In de meeste streken der buitengewesten moest aanvan kelijk geageerd worden zonder kaart, daarna op patrouille-schets kaarten, later, en in groote gebieden nog, op voorloopige op namen met een schaal van 1:200.000. Dikwijls is men geneigd de patrouille-schetskaarten, die minder oogelijk zijn dan de kaar ten der opname, bij laatstgenoemden achter te stellen, zelfs ze geheel te verwaarloozen, zeer ten onrechte, want juist de eersten brengen karakteristieke eigenaardigheden van het terrein, alsook oude schuilplaatsen en andere bijzonderheden van de actie, meer naar voren. Het ageeren op dergelijke schetsen en op kaarten met groote schaal levert voor jonge officieren en kader aanvankelijk veel moeilijkheden op en doet ze lichtvaardig hun toevlucht nemen tot gidsen, dan wel uitsluitend vertrouwen op oude manschappen bij de patrouille ingedeeld. Het gebruik van gidsen, waarover straks meer uitvoerig, is echter als regel af te keuren, reeds daar om, omdat daardoor de zoo noodige, voortdurende oplettendheid bij het marcheeren verslapt en het opdoen van grondige terrein kennis belemmerd wordt. Gaat men evenwel met gidsen de marsch in, dan is het zaak hen tevoren uitvoerig te ondervragen omtrent den marschweg en het marschdoel en hunne mededeelingen op de voorhanden kaarten en patrouilleschetsen nauwgezet te con troleeren (r) ja zelfs naar de door hen verstrekte gegevens een schets samen te stellen. Niet alleen, dat men aldus reeds van te voren een indruk krijgt van de betrouwbaarheid en de bedoelingen van den gids, maar men heeft tijdens den marsch een voortdu rende controle op hem en is niet geheel onthand, wanneer hij op een gegeven moment verdwijnt. Elke inlander heeft een gave tot het vaststellen van de richting naar hem bekende plaatsen, verder vrage men naar afstanden, van bekende uitgaande, naar markante punten, rivierovergangen, kampongs, ladangs, hun ligging ten op zichte van elkaar, etc. De toenmalige controleur Palmer van den Broek vervaardigde uitsluitend op gegevens van inlanders een fi guratieve schetskaart van Pidië, die op linnen gedrukt aan alle officieren en de Eur. onderofficieren der cavalerie, die aan de Pidië-expeditie deelnamen, verstrekt werd, haar bruikbaarheid tijdens die expeditie ten volle bewees en slechts weinig afweek van de latere topografische opname. Zoo is het merkwaardige en nog steeds gezaghebbende werk van Prof. Snouck Hurgronje over het Gajoland met de daarbij behoorende kaart op dergelijke gegevens samengesteld. Ook het Fransche koloniale leger, dat intusschen veel van ons overnam, kent deze methode. Zoo marcheerde de colone-Prokos in Februari, 1908, van Bagandou naar Mombelli op een croquis schématique, dressé par renseignements des pistes menant dc la Lobay a 1' Ibenga. (2) 765 Les cartes peuvent toutefois servir, dans certains cas, a contröler les affir mations d'un guide, a déjouer sa trahison, s'il tenail a nous jeter dans une fausse direction. R. J. Frisch. Guerre d'Afrique. No. 30. 6e éd. (2) G. Prokos. Opérations. Coloniales. III, p. 46. ed. 1912.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 69