alvorens het goedgekeurd, en zoo mogelijk door een B. O. W. in genieur opgenomen is. Anders is later de ellende niet te overzien. De plaatselijke be stuurders wisselen helaas veel te dikwijls en daarmede meestal de inzichten. Een oude wereldwijze Atjeher zeide eens tegen mij, „de opvolger is steeds anders dan de voorganger." Dus in het belang van de continuïteit zorge men, dat het wegen plan door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd en vastgelegd wordt. De volgorde in de uitvoering van het wegenplan dient geregeld te worden in verband met de beschikbare middelen naar de be kende leus van Generaal Swart, wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen. Als regel zal het eerst het wegennet in het ressort zelf aan de beurt komen teneinde alle districten, ook de ver verwijderste met het centrum van het plaatselijk bestuur te ver binden. Dit wegennet is urgent in het belang van het bestuurs-en politioneele toezicht, en dient tevens ter ontwikkeling van den klein handel en het markt-wezen en voor de verbetering der verhoudin gen tusschen de verschillende districten en adatgemeenschappen. De middelen tot het aanleggen van dit wegennet zullen als regel door het betrokken ressort, landschap of onderafdeeling geleverd kunnen worden, als daar zijn, werkkrachten en gelden, benoodigd voor den aankoop van gereedschappen en materialen, onteigeningen van gronden, enz. De werkkrachten zullen in dit geval uit heerendienstplichtigen bestaan. Tegen het heerendienststelsel zullen in primitieve land streken, waar de mannelijke bevolking hoogstens vier maanden in het jaar eenige arbeid verricht, geene steekhoudende argumenten aan te voeren zijn. De bevolking dient mede te werken tot de ontwikkeling van haar land. En heeft er ook geen bezwaren tegen, wanneer de heerendiensten met beleid geregeld worden, door rekening te houden met de nog effectief bestaande adat en niet door op grove wijze daartegen in te gaan. In Atjeh en Onderh. verdient het daarom aanbeveling van de heerendienstplichtigen taakwerk te vragen, en dit te laten uitvoeren onder toezicht van hun legiteme hoofden. Deze dienen uit den aard der zaak door den civiel en militair bestuurder streng op de vingers te worden gezien, teneinde zooveel mogelijk te voorkomen dat zij onbillijk en partijdig bij de verdeeling van den arbeid te werk gaan. Militair direct toezicht is m. i. uit den boozetijdelijk zal het wel een bijzonder effect sorteeren, hetgeen echter weer teloor zal gaan, wanneer het toezicht er niet meer is. Een opvoedende kracht gaat er niet van uit. Bij taakwerk echter wordt een zeker verantwoordelijkheids- en plichtsgevoel aangekweekt. En dien weg moeten wij toch uit, zullen wij iets blijvends bereiken. Uit den aard der zaak zal militair vertoon nuttig en noodza kelijk zijn, wanneer een algemeene onwil tot het verrichten van heerendiensten het hoofd opsteekt. Dit vertoon moet echter slechts 777

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 81