785 onderwerp der bespreking uitmaakt en gepleit wordt voor grootere zelfstan digheid, continuïteit en de noodzakelijkheid van bekwame leerkrachten. De gegeven wenken zijn overweging ten volle waard. We zijn óók van meening dat in de officiersopleiding verandering ten goede gebracht kan worden, echter op eene andere wijze dan de schrijver wil. Hetgeen van den jongen officier geëischt moet kunnen worden is de laatste jaren zoodanig toegenomen, dat verlenging van den studietijd ons onvermijdelijk voorkomt. Voor de Genie heeft men dit reeds erkend door de instelling van een applicatenjaar, voor de Artillerie wenscht men de jonge nieuw uitgekomen officieren in Indië nog een centrale na-opleiding te geven, terwijl ook voor de Infanterie en Cavalerie een finishing-touch bij de korpsen niet gemist kan worden. De vraag is gerezen of dit niet wijst op de noodzakelijkheid van een 4- of 5-jarige opleiding en wel gesplitst in een 3-jarige opleiding in den geest van de huidige regeling dus mèt internaat en een één- of tweejarige vrije studie als applicaat. Aan het einde van deze voortgezette opleiding zal dan eerst het rangnummer zijn te bepalen. We zullen hiermede de bespreking van het boek van den Heer Brest van Kempen beëindigen. Uiteraard is deze bespreking, die toch al langer is uitge vallen dan gemeenlijk het geval is, verre van volledig. Zij is te beschouwen als eene inleiding tot verdere kennismaking, die naar onze meening de moeite zeker waard is. Het boek is overtuigend en in vlotten stijl geschreven en heeft de beko ring dat den ex-cadet de oude Academie in hare verschillende stadia voor oogen wordt gevoerd en herinneringen worden opgewekt aan de jaren, die aldaar werden doorgebracht. Het biedt den lezer verschillende vraagstukken ter overdenking aan, vraagstukken waarop voorheen wellicht niet zoo de aandacht is gevallen, maar die toch eene beschouwing ten volle waard zijn. We stellen bij onze aanbeveling tot kennismaking echter één voorwaarde en wel deze „De bestudeering van het boek geschiede met kennis van zaken." T. B. 8. MAANDOVERZICHT. In het tijdschrift ,,/eugd" troffen we een belangwekkend artikel aan over Het oorlogsverschijnsel en het probleem der principieele weigering van mili tairen dienst", twee onderwerpen, die zoowel ieder op zichzelf, als in onder ling verband beschouwd, de aandacht ten volle waard zijn. De schrijver, de Heer van Wijk, stelt zich in zijn opstel ten doel eens na te gaan hoe de godsdienstige humanitair voelende (Europeesche) jongeling zal hebben te handelen als hij voor den militairen dienst wordt opgeroepen en of een bij hem voorkomende geneigdheid tot het verafschuwen van den oor log, zou moeten voeren tot weigering van dienst. Ter beantwoording van deze vraag beschouwt de schrijver in de eerste plaats de mogelijkheden eener nationale ontwapening. Zijn inzichten terzake mogen blijken uit de, met instemming overgenomen, uitspraak van Mr. Bierens de Haan in het tijdschrift „de Volkenbond" waarbij wordt geconstateerd, dat nationale ontwapening, bij gebreke aan een Volkenbonds-executieve of van eenig ander internationaal orgaan voor rechtshandhaving beteekent niet een dienen van het Recht, maar van het onrecht, een zich onttrekken aan de ver dediging van het Recht." Ook van andere schrijvers en schrijfsters worden uitspraken geciteerd van over eenkomstige strekking, zoo van de Haagsche Post, die omtrent het beruchte ontwapeningsdebat Snijders—van Embden in den Haagschen dierentuin berichtte „Zelden hebben wij zulk een beschamende vertooning bijgewoond als van deze schare lawaaischoppers, die zich nota bene pacifisten noemen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 89