792 „De tendenz van de N. S. S. leidt er toe de infanterie van een harer krach tigste wapenen te berooven en de artillerie met een ersatz-wapen te belasten, „dat haar eigen verdere ontwikkeling en uitbreiding zal bemoeilijken." „Onze infanterie-bewapening is van dien aard, dat wij bij dit wapen den „zwaren mitrailleur kunnen missen. Het is juist de steeds meer artilleristische „tendenz, die ons infanteristen bedreigt." „Maar een ieder zal moeten toegeven, dat dan de zware mitrailleurs hunne „beweeglijkheid en gemakkelijke vuurleiding niet mogen verliezen." „Wil men krachtige mitrailleurwerking op groote afstanden, dan deele men „mitrailleurafdeelingen van het daarvoor vereischte vermogen, als men die „meent te hebben, wat mij betreft bij de artillerie in, maar men late aan de „infanterie de voor hare behoeften geschikte zware mitrailleurs en trachte „daarvan geen wapens te maken voor een tweeledig gebruik ten koste van hun „hoofdgebruik." Teneinde de vuren op groote afstanden mogelijk te maken wordt in Neder land het kaliber opgevoerd tot 7.9 m. M., terwijl ook de affuit aanzienlijk wordt gewijzigd. „Schrijver zegt hieromtrent„We zullen zeer ernstig moeten waarschuwen „tegen dit gevaar, dat reeds zeer vaste vormen heeft aangenomen. Ten bewijze „hiervan wijs ik op de nieuw in te voeren affuit, die schiettechnisch eene „verbetering mag zijn, maar niet is gebouwd op overwegingen van infante- „ristisch-tactischen aard. „Men heeft de infanterietactiek er n. m. m. zelfs geen woord in laten „meespreken. De affuit is zóó zwaar, 37,5 K. O., dat het mededragen door den „man over grootere afstanden, mede door haar vorm, vrijwel ondoenlijk „wordt. Beweeglijkheid en onzichtbaarheid worden belangrijk geschaad." „Intusschen, de bataljons-commandant moet het gevaar niet loopen, dat zijn „mitrailleurpeloton ontijdig achterblijft en hij den steun daarvan ontbeert, „daar waar hij het meest noodig en het krachtigst zou zijn." „Reeds thans is er een geest gevaren in vele pelotonscommandanten om „stellingverwisseling binnen 1500 M. van den vijand te beschouwen als iets, „dat niet noodig isom geen andere uitdrukking te gebruiken. De offensieve „geest bij de mitrailleurpelotons wordt door het drijven van de N. S. S. gedood." en eindigt met„Moge dit artikel er toe bijdragen om een mitrailleur te „doen behouden, die als infanteriewapen onderworpen zal blijven aan de ,^eischen, die de infanterie aan hem stellen moet." „Dat men zich in ons land geen illusies make van deelname onzer toch „reeds zoo weinig talrijke zware mitrailleurs aan artillerievuren, als daar zijn „tegenvoorbereidingsvuren, afsluitingsvuren op groote afstanden, e.d. en althans „de geheele constructie der wapenen en de tactiek niet daarop in hoofdzaak „baseeren. We zijn reeds veel te ver in die richting afgegleden en de infan terie wordt er het kind van de rekening door." De bekende kapitein Oly van de N. S. S. bestrijdt officieus namens de Schietschool bovenstaand artikel. In hoofdzaak komt deze bestrijding neer op de mededeeling, dat de tegenwoordige zware mitrailleurs een geheel andere ballistische waarde hebben dan de mitr. van vóór 1914, dat men zich los moet maken van de oude opvattingen en het nieuwe wapen dankbaar dient te aanvaarden omdat het door de geweldige vuurkracht, den B. C. veel onafhankelijker zal maken en bovendien, ook al treden zij semi-artilleristisch op, óók in staat zijn de oude steun (op de kleinere afstanden) van vroeger te verleénen. Jammer dat deze belangrijke pennestrijd ontsierd wordt door een geprikkelde stemming bij de schrijvers en daardoor Kapitein L. van een verdere gedachten- wisseling afziet. Het onderwerp zal in de Vereeniging voor Krijgsweten schappen nader worden behandeld. Met belangstelling zien wij het verslag van die lezing tegemoet. Cavaleristisch Tijdschrift. Augustus 1926. In een zeer bitter gesteld artikel bespreekt O. „De nieuwe versoberingen bij de Cavalerie". Wijciteeren hieruit„Er zijn ritmeesters van 50 jaar en geen enkele meer beneden de 40 i hoogstwaarschijnlijk een unicum op de geheele wereld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 96