Speciaal vestigt voorts de schrijver van het voorwoord de aan dacht op de officieren van zijn dienst, die bij den troep terug geplaatst werden om daar hun eigenlijke militaire functie weder op te nemen; hij zegt, dat zij bewezen hebben een waardevolle reserve te vormen, vooral de genieofficieren, die bij zijn dienst waren tewerk gesteld en die allen bij het uitbreken van den oorlog weder bij de „miners and sappers" werden ingedeeld. Daaruit con cludeert hij, dat het verrichten van topografischen arbeid in vre destijd een uitstekende leerschool is voor genieofficieren, zelfs in militair opzicht. Nadat hij eindelijk veel lof heeft toegezwaaid aan de bij den dienst in Indië gebleven officieren en minderen, die onder zulke buitengewone omstandigheden, als door den oorlog veroorzaakt, hun gewone taak te vervullen hadden, zonder te kunnen verwach ten, daarvoor veel waardeering te zullen genieten, benevens aan den samensteller van het boekwerk, wiens opgave om uit een geweldig aantal verslagen, rapporten, enz. enz. een behoorlijk samenhangend geheel te maken, waarlijk niet eenvoudig mag worden geacht, besluit hij met een woord van hulde aan den toen- maligen chef van den dienst, kolonel Sir Sidney Burrard, die, reke ning houdend zoowel met de persoonlijke wenschen zijner offi cieren als met de eischen, door de omstandigheden gesteld, de zaken zóó heeft geleid, dat de geheele organisatie volkomen aan haar doel heeft beantwoord; hem dankt de schrijver in de eerste plaats de mogelijkheid van het publiceeren van dit werk, dat steeds een der schoonste hoofdstukken zal vormen in de verslagen van den Topografischen dienst van Britsch-Indië. De inleiding van de hand van den samensteller van het verslag, den majoor K. Mason, geeft eerst een kort overzicht van de indee ling van het personeel; daarna treft ons een philosophische be schouwing over het werk van den opnemer in oorlogstijd. Ook hier komt de humor weer om den hoek kijken: „Met een vroolijk ge zicht doopt de soldaat zijn stukje loopgraaf bv. Piccadilly No. 96, maar de opnemer, die het in kaart moet brengen, ziet daar niets aardigs in; theodoliet, planchet en andere topografische paraphernalia zijn voorwerpen van intensen afkeer voor den Infanterist, omdat zij 's vijand vuur tot zich trekken en vrede en rust aan het front verstoren; opmerkingen als „„daar komt die kunstfietsei weer aan"" zijn waarlijk voor den opnemer niet pret tig om aan te hooren; en toch vraagt men al om kaarten minstens een dag voordat ze strikt noodig zijn, waardoor de meterij een racepartij met den tijd wordt". Omtrent Mesopotamië zegt hij, dat het verslag van de daar verrichte metingen de grootste helft van het boek inneemt, daar hier het belangrijkste werk lag. „Vóór den oorlog bestonden onze kaarten van dit gebied uit twee kronkellijnen (Euphraat en Tigris) met hier en daar een paar namen van twijfelachtige volksstam- 821

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 25