I. Mesopotamië (plaat 1).
Bij de Engelsche troepen, die begin November 1914 in Meso
potamië landden, waren geen topografen ingedeeld; eerst tegen
het einde van die maand ontving de chef van den Topografischen
dienst in Britsch-Indië opdracht, een sectie daarheen te zenden,
welke eind December te Basrah aankwam; zij bestond uit een
luitenant-kolonel en twee inlandsche topografen.
Deze eigenaardige formatie houdt natuurlijk verband met cle
oorlogsomstandigheden; in de eerste plaats waren bij den dienst
in Indië weinig jonge officieren meer beschikbaar en in de tweede
plaats kon er op worden gerekend, dat er bij de expeditionaire
troepen wel officieren zouden zijn, die aan de sectie konden worden
toegevoegd, hetgeen ook later zou blijken het geval te zijn.
Zooals reeds bekend, beschikten de Engelschen slechts over zeer
primitieve kaarten van het bezette gebied, nl. de delta van de
Shatt-al-Arabtroepen waren gelegerd te Basrah en Qurnah,
terwijl de maritieme situatie in de Perzische golf geheel onder hun
controle stond; de Turken stonden toen 22 mijl benoorden Qurnah.
De staf van de expeditionaire troepen verlangde nu in de
eerste plaats kaarten schaal 1:15 a 16,000 (4 inch survey) van
de streek om Qarmat Ali met een oppervlakte van 23 vierkante
mijl of 57}/2 KM2., welke slechts schetsmatig werden uitge
voerd, voldoende om daarop wegen, versterkingen e. d. te kunnen
uitzetten. Een tweede luitenant werd speciaal voor dit werk aan
de sectie toegevoegd. Intusschen begon men tevens met triangu-
leeren en detailopneming van de rest van het geoccupeerde ge
bied, terwijl ook waterpassingen werden uitgevoerd om in den
natten tijd voorbereid te zijn op eventualiteiten met betrekking
tot hooge waterstanden.
De sectie bleek al spoedig veel te zwak te zijn om aan de
verschillende wenschen op kaarteeringsgebied tegemoet te komen;
zoo vroeg de commandant van Basrah om kaarten op schaal
1:1000 van de plaatsen Ashar en Basrah, speciaal voor huis
taxaties en waarschijnlijk ook inkwartieringsdoeleinden; verder
werd het langzamerhand noodig het was intusschen eind
Januari 1915 geworden om de triangulatie verder uit te strek
ken voor toekomstige metingen, terwijl tevens gevraagd werd om
detailopneming van Qurnah en omgeving, een moerassig gebied
met slechts zeer weinig punten, welke voor vastlegging in aan
merking kwamen.
Een nieuwe kracht werd daarom aan de meetafdeeling toege
voegd, terwijl tevens om versterking uit Indië werd gevraagd. In
Februari kwamen een drietal topografen en een rekenaar te Basrah
aan. De detailopneming kon nu geregeld voortgang hebben; de
opnemers kregen steeds een dekking mede, doch daar slechts een
betrekkelijk geringe troepenmacht aanwezig was, konden daartoe
niet veel afdeelingen worden gemist en bleef dus het verdere
823