Totaal werd in deze periode opgemeten: triangulatie ruim 29000 KM2, detailopneming schaal 1 125000 17000 KM2, schetskaarten op dezelfde schaal 5000 KM2. Een aardig intermezzo wordt in dit deel yan het verslag nog gevormd door de opmerkingen over de spelling der aardrijkskun dige namen. Zoowel officieren als minderen konden maar niet het onderscheid leeren tusschen de G en de Q, zoodat de plebeïsche Mesopotamiaansche keelklank meermalen met de volmaakt deftige Arabische q werd verwisseld; zoo werd Sheik Gadbar, een beruchte halsafsnijder, verward met Qazban, een bekend potentaat. Ernsti ger werd evenwel de zaak, toen lichtzinnige soldatenbreinen zich gingen toeleggen op het verzinnen van nieuwe namen, dan wel de autoriteit van den Bijbel gingen aantasten door kleine vlekken in de woestijn te doopen met'namen als „de wateren van Siloam", „de Vrouw van Lot", „de toren van Babel", de Zoutpilaar" e. d. Zelfs had men bij den troep uitgemaakt, dat Sodom en Gomorrah niet door de wateren der Doode Zee verzwolgen waren, doch dat die plaatsen in Mesopotamië moesten worden gezocht; een grappig erkenner had die namen op een van zijn schetsen gezet en het hoofdkwartier had ze geaccepteerd, zoodat officieren en manschap pen reeds in hun brieven naar huis van de weder ontdekte steden gewaagden. De namen ontsnapten aanvankelijk zelfs aan het blauwe potlood van den kaartcorrector; eerst in 1925 werden ze van de kaart verwijderd. De leiding over het samenstellen der bladen uit de binnen gekomen gegevens en de reproductie daarvan was tot nu toe op gedragen geweest aan een officier van het hoofdwartier, die geen topografische opleiding had genoten; hieraan werd eerst in Juni 1916 een einde gemaakt, door deze functie op te dragen aan een majoor, die indertijd bij den Topografischen dienst was werkzaam geweest. Dank zij de rustelooze werkzaamheid van de onder dezen officier geplaatste z. g. „compilation section", had de expedi tionaire troepenmacht in den vervolge nooit meer gebrek aan goede kaarten. Intusschen was meer en meer de aandacht gevestigd op lucht fotografie, welke op andere oorlogstooneelen reeds toepassing vond. Toen nu de bewegingsoorlog tijdelijk het karakter kreeg van een loopgravenkrijg vóór Kut-Al-Amarah, werd de behoefte aan kaarten van de streek achter het Turksche front duidelijk gevoeld; natuurlijk waren deze slechts te vervaardigen met behulp van luchtfoto's, doch een vliegtuig was voor dat doel slechts af en toe beschikbaar (eerst in November kwam een volledig uitge ruste afdeeling uit Egypte aan). Toch werden fotografische opnemingen gedaan, aanvankelijk van de eigen stellingen op een hoogte van 6000 voet; deze werden ingepast in de bestaande kaarten. Voor het opnemen van de Turksche loopgraven en hei terrein daarachter werd eerst een minuutplan opgemaakt waarvan 827

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 31