deze onderneming behalve over de „Hochseeflotte" de beschikking over 37 duikbooten die bij die vloot waren ingedeeld en over 14 O. Z-ërs der Vlaanderenflottilje. Bij de voorgenomen beschie ting van Sunderland zouden Zeppelins tijdig den opmarsch van overmachtige vijandelijke strijdkrachten melden. De beschieting zelf zou dooi het Duitsche slagkruisereskader van Admiraal Hipper geschieden terwijl de Hochseeflotte op eenigen afstand zou volgen en de terugtrekkende slagkruisers na de beschieting zou opnemen. Tegelijk zouden de beschikbare O. Z. booten gecon centreerd worden op de opmarschwegen der Engelsche vloot. Door verschillende omstandigheden werd het tijdstip der operatie uitgesteld. Intusschen waren reeds 10 onderzeeërs op 17 Mei uit gevaren met opdracht om in het gebied waar de slageskaders, der Engelsche vloot in den regel geconcentreerd werden te blijven kruisen, ieder in een strook van 15 a 20 mijlen breed en 100 a 120 mijl lang. Den 23sten Mei zouden die duikbooten dit gebied verlaten. Twee duikbooten zouden zich opstellen voor de Pentland Firth, zeven voor de Firth of Forth in te voren aangegeven sectoren, terwijl één O. Z.ërs in die Forth binnen zou dringen. Voorts zou Sunderland door een onderzeeër worden verkend, gingen 2 duik booten naar den Humbermond om vij. strijdkrachten die hier uit mochten loopen aan te vallen, terwijl U 67 en U 46 bij Terschelling als flankdekking werden opgesteld. De Vlaanderenflottilje bestaan de uit 11 duikbooten zou tegen de Harwich strijdkrachten optre den, terwijl drie onderzeeboot-mijnenleggers in de Firth of Forth. Moray Firth en ten W. van de Orkney-eilanden mijnversperringen. zouden leggen. Na den slag werden de U 19, U 22, U 64 en later nog de U 53 ingezet tegen het zwaar beschadigde slagschip Marlborough, Echter zonder eenig succes en dat wel terwijl de Marlborough met slechts 10 a 12 mijlen vaart aanvankelijk zonder eenige bescherming van' jagers die zij pas om 2.45 n. m. kreeg, naar de Engelsche kust koers zette. Op de schetskaart is de opstelling der 31 Duitsche onderzeeërs die aan de actie deel hebben genomen overzichtelijk weergegeven. Van Engelsche zijde had men ongeveer ter zelfder tijd het plan opgevat om op 2 Juni een uitval te doen in het Kattegat met lichte kruisers gesteund door een eskader slagschepen, teneinde de Duitsche vloot naar buiten te lokken. De „Grand Fleet" zou nabij het Hornsriff een afwachtingsstelling innemen, teneinde de Duitsche vloot aan te vallen en te vernietigen. Toen echter op 30 Mei het Duitsche radiogram werd opgevangen „31 Mei G. g. 2490," dat aan alle Duitsche oorlogsschepen was gericht, en dus op een groote operatie betrekking moest hebben, kreeg Jellicoe opdracht van de Admiraliteit om de slagvloot onmiddellijk op 100 mijl ten 845 oo Groos 1. c. p. 425 426.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 49