dus een mislukking geweest. De heeren Bruinsma L) en
Helfrich 2) hebben verschillende redenen aangevoerd om dit échec
te verklaren, die echter van secundair belang moeten worden
geacht. Het feit dat de actie der Duitsche duikbooten tegen de
Amerikaansche transporten mislukt is, is nu eenmaal niet recht te
praten.
.Maar de hoofdoorzaak van het geringe succes der duikbooten
tegen troepentransporten was het varen in convooi en de bescher
ming door 21/2 jager, die men per schip had uitgetrokken. De
groote beteekenis van het varen in convooi is gelegen in het feit
dat men den O. Z.ër dwingt zijn ergste vijanden, de destroyers en
vliegtuigen, te bestrijden. Het tegenoffensief van dit boven water-
materieel is zoo krachtig, dat de duikboot het hiertegen in den
regel aflegt en alleen in bijzondere gevallen een kans op succes
heeft. Dat dit werkelijk de hoofdoorzaak moet zijn geweest, blijkt
uit het feit dat het convooisvsteem, toegepast in de handelsvaart,
de Duitsche duikbootactie heeft doen mislukken. Ook tegen
troepentransporten en convooien is de duikboot een wapen,
waarbij het succes sterk van toevallige omstandigheden afhan
kelijk is.
Er is nog een feit waarmede rekening moet worden gehouden,
11I. dat de duikbooten, in tijd van oorlog nooit allen tegelijk ge-
vechtsklaar zullen zijn.
De vice-admiraal Osborne constateert dat slechts 15 a 25% der
Duitsche duikbooten in de Adriatische zee buitengaats waren. 3)
Vreede is van meening doch vermeldt geen bron, dat er van de
Duitsche duikbooten 12% op het terrein van actie waren en 20%
op de uit- en tehuisreis. De overige booten waren in de reparatie
of dienden voor opleiding van personeel. Helfrich citeert jellicoe
die meent dat 33 a 50% der Duitsche duikbooten steeds op zee
was. Castex vermeldt voor 1917 en 1918 een gemiddelde van
47 Onze zeeofficieren (Helfrich, Ferwerda, Oliver 5) en
anderen) nemen aan dat bij een langdurigen toestand van gereed
heid slechts 50 der O. Z.ërs in actie zal zijn.
De gegevens van den Duitschen marinestaf zijn nog niet volledig
gepubliceerd.
In Indië zal oefening en aanvulling van nieuw personeel niet
eenvoudig zijn. Te groote moreele en physieke spanning doet
latente tropische ziekten weer op nieuw tot uitbarsting komen.
853
J. T. A. J. Bruinsma. Het nut en de toekomst van onderzeebooten voor
onze Oost-Indische Koloniën. Marineblad 1921 p. 541.
-) C. E. L. Helfrich 1. c. p. 19 en volgende.
s) C. V. Osborne. The anti-submarine campain in the Mediterranean sub
sequent to 1916 J. U. R. S. 1924 p. 465.
4) Vreede 1 c. Wetensch. Jaarbericht I. K. V. p. 305.
J. S C Olivier. Kustverdediging in het algemeen, meer in het bijzonder
de Hollandsche Vaste landskust. Marineblad 1925 p. 157.
c) Bijwater 1. c. p. 230.