7. OVER EN UIT DEN WERKKRING VAN DEN CIVIEL
EN MILITAIR BESTUURDER.
door
P. W. F. KANIESS.
Oud-kapitein Maréchaussée.
VII.
In de vorige aflevering van dit tijdschrift is onder bovenver
meld hoofd de civiel- en militair bestuurder geschetst geworden
als pionier ten bate van de economische ontwikkeling van het
hem toevertrouwde ressort door het traceeren en aanleggen
van een wegennet.
De navolgende regels zullen hem doen zien in zijne bemoei-
nis met het volksonderwijs, waarvoor de grondslagen als regel
reeds in de civiel- en militaire bestuursperiode gelegd zullen
worden.
Ook deze taak is eene, die door hem graag zal worden aan
vaard, als zijnde in het belang van de intellectueele ontwikke
ling van een aan zijne zorg toevertrouwde primitieve bevolking,
zij zal hem ook voldoening schenken, maar hij moet er mede
rekening houden, dat hem teleurstellingen niet zullen worden
bespaard in eene „Sturm und Drangperiode" als ons tijdperk is.
Teneinde niet omtrent dit moeilijke onderwerp in theoretische
beschouwingen te vervallen, zal hieronder slechts geschetst worden
de geschiedenis van een volksonderwijs in zijn beginstadium in
een primitieve landstreek van Atjeh en Onderhoorigheden over
een tijdruimte van tien jaren.
De landstreek, die bedoeld wordt, is de „Gajo Loeös".
Toen de toestanden hier in 1914 gestabiliseerd waren, werd
een begin gemaakt o.a. ook met het volksonderwijs. Niet alleen
uit de algemeene overweging, dat het opleggen van ons bestuur
aan een primitief volk ook de verplichting mede brengt voor zijn
intellectueele ontwikkeling te zorgen, maar ook, om practische en
utiliteitsredenen.
Een behoefte daaraan deed zich alras bij de bestuursvoering
gevoelen. Geen een van de adathoofden kon lezen, schrijven en
rekenen. Dat gaf al dadelijk in de practijk moeilijkheden, temeer
omdat aan hen in de bestuursvoering een actieve en verantwoor
delijke rol was toegewezen.
858