Teneinde hierin spoedig eenige verbetering te brengen, werd begonnen een avondcursus in lezen en schrijven voor de adat- hoofden in het leven te roepen. A's. onderwijzer fungeerde meestal in tegenwoordigheid van den civiel- en militair bestuurder de oude schrijver van het bestuurskantoor. Op veel succes kon dit onderwijs uit den aard der zaak niet bogen, maar er waren toch ten slotte vier oudere hoofden, die lezen en schrijven leerden. Het begin was er dus. Nu kwamen de zonen van de hoofden aan de beurt. Op hen moest reeds een zachte dwang uitgeoefend worden, door te kennen te geven, dat in den vervolge niemand meer tot adathoofd zou worden benoemd, die niet lezen en schrijven kon. Een iWaleier, familievader en op leeftijd, tevens in het bezit van een acte van kweekeling, werd voor de betrekking van onderwijzer gestrikt, en de cursus, waarbij nog enkele zonen van maleische handelaren, die zich in de in wording zijnde Kota Blang-Kèdjérén gevestigd hadden, begon. In 1915 ontwikkelde zich daaruit de eerste Gajosche volksschool in dit ressort. In het begin, later in mindere mate, werd bij de toelating het beginsel van selectie toegepast. In de eerste plaats behoorden de zonen van hoofden, onder- hoofden en notabelen voor het onderwijs ingeschreven te worden, meestal onder zachten dwang. Er bestond neiging bij de hoofden, om juist de kinderen van arme lieden en weduwen voor het schoolbezoek aan te wijzen, en hun eigen kinderen en die van rijke lieden daarvan vrij te laten. Ten opzichte hiervan moest in het begin steeds strenge controle uitgeoefend worden. Waren de hoofdenzonen maar eerst op school, dan volgden de an deren van zelf; dwang behoefde er niet meer uitgeoefend te worden. Trouwens, de beschikbare geldmiddelen en onderwijskrachten lieten slechts een geleidelijke ontwikkeling toe, hetgeen ook om andere redenen goed was. Want onderwijs boven de behoefte op gevoerd, en geen rekening houdende met de economische ontwik- kelings mogelijkheden in een primitieve streek, kan ongewenschte toestanden in het leven roepen. In het tijdperk 1915—1918 kwamen in de Gajo-Loeös vijf volksscholen tot stand, ieder vier klassen tellende. De kosten werden door de landschapskas gedragen. De meeste zorg eischte de keus van de onderwijzers, want wie de jeugd in de hand heeft, oefent ook grooter invloed op de toekomst uit. Bij het oprichten van deze vijf scholen had ook steeds dat behoeft niet bemanteld te worden de verwachting voorgezeten, dat het onderwijs niet slechts voor de intellectueele ontwikkeling van de bevolking zou dienen, maar ook zou bijdragen tot de 859

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 63