Dat op die besprekingen een gesprek over koetjes en kalfjes is gevoerd,
zooals de betrokken partijen het zoo graag zouden doen voorkomen, is natuurlijk
uitgesloten.
In tal van redevoeringen heeft Mussolini op onverholen wijze te kennen
gegeven, dat de poiitiek-economische omstandigheden Italië dwingen tot een
politiek van expansie. Rome wenscht de erfenis van Cesar te aanvaarden.
Het wil de Middellandsche Zee omronden en zich een uitweg verschaffen
voor de overbevolking van het land. „Als een volk in getal toeneemt, staan
„het drie wegen open, n.l. de vrijwillige onvruchtbaarheid daartoe zijn de
„Italianen veel te verstandig, öf oorlogvoeren, öf markten te zoeken voorden
„afzet van hun producten." Italië's zucht naar expansie laat zich dan ook
wel motiveeren. Het aantal geboorten in Italië neemt naar verhouding veel
sneller toe dan het accres der voedingsmiddelen. In 1922 en 1923 importeerde
Italië tot een bedrag van 3 milliard Lire aan graan. Mussolini heeft de agrarische
hervorming met kracht ter hand genomen zoodat een verbetering in de graan-
voorziening is gekomen en de graanproductie van 44 millioen H.L. tot 65.6
millioen H.L. werd opgevoerd.
Italië mist de voornaamste grondstoffen voor hare industriën. In 1920 werden
ieder jaar 700.000 ton kolen per maand ingevoerd, ongeveer voor de helft
door Engeland, voor één vierde door Amerika en voor één vierde door
Duitschland. De Italiaansche kolenmijnen produceeren slechts 200.000 ton
kolen per maand.
Voor de grondstoffen van de zijde-en katoenindustrie, die een voorname plaats
innemen in het economisch leven van Italië, is het van het buitenland afhankelijk.
De ongunstige economische toestand blijkt uit het geweldige deficit van 7.822
milliard Lire van de handelsbalans van 1925, terwijl voor 1926 een deficit van
10 milliard Lire wordt verwacht. Niet zonder reden heeft Mussolini Italië dan
ook „de Groote Proletariër" der Europeesche naties genoemd.
Als een gevolg van die ongunstige levensvoorwaarden zoekt een groot deel
van het volk een beter bestaan in het Buitenland. Tot voor kort was Noord-
Amerika het hoofddoel van die emigratie, maar sedert het van kracht worden
van de wet van 1 Juli 1924, waarbij het aantal emigranten op 2%
werd gesteld van het aantal dat vóór 1890 naar Amerika emigreerde, heeft de
landverhuizersstroom andere débouchés moeten zoeken. In de Middellandsche
Zee heeft zich die stroom gericht naar Zuid-Frankrijk, naar Tunis waar twee
maal zooveel Italianen als Franschen wonen, naar Lybië, naar Adalia in Klein-
Azië en het achterland van die haven en naar Syrië.
Italië streeft naar koloniale expansie en de stroomen waarheen de emigratie
zich in de Middellandsche Zee richten, geven tevens de richtlijnen aan waar
heen die expansie zich zal bewegen. Van uit Rhodes en de Dodecaneses
richt zich die expansie naar Adalia en het achterland dier haven. Tijdens den
Tripolisoorlog heeft Italië de Dodecaneses bezet. In de herfst van 1913 ver
wierf Italië een concessie tot den aanleg van de haven van Adalia en van
eenige spoorlijnen in het achterland. In het voorjaar van 1919 werd Adalia door
Italiaansche troepen bezet, die Klein-Azië bij den vrede van Lausanne weer
ontruimden. Maar Rhodes en de Dodecaneses bleven Italiaansch en vormen
het bruggenhoofd van de Italiaansche expansie in den ouden Italiaanschen
invloedssfeer van Adalia en het achterland dier haven.
Op het einde van 1925 en in het begin van dit jaar scheen het alsof Italië
weer vasten voet in Klein-Azië zou krijgen.
Op 29 December 1925 had het onderhoud te Rapollo tusschen Chamberlain
en Mussolini plaats. Italië zou voor den eventueelen steun die het in een
EngelschTurksch conflict zou verleenen, zijn ouden invloedssfeer in en ach
ter Adalia bezetten. Maar van dat alles kwam niets, doordat Angora niet
tegenstaande het geweldige sabelgekletter dat het' had laten hooren, eieren voor
zijn geld koos en de Engelsche eischen betreffende het vilajet Mossoel bij tijds
inwilligde.
Mannhardt. Der Faschismus p. 3S3.
866