876 „geen enkel voordeel van eenige beteekenis. „Het stelsel is onuitvoerbaar. „Het doet mij leed, dat ik de pen heb moeten voeren tegen plannen van „den Minister van Oorlog, dien ik persoonlijk hoogacht en van wien ik mij „op militair gebied in menig opzicht een geestverwant gevoel. Ik mocht niet „zwijgen Ik heb vóór den wereldoorlog gedurende bijna vijf jaren het ambt „van Chef van den Oeneralen Staf bekleed en was van de mobilisatie 1914 „tot den wapenstilstand 1918 Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Ik „heb eenige ervaring opgedaan en meen, dat ik in dit vraagstuk niet alleen „gerechtigd ben mede te spreken, maar dat het mijn plicht is, mijn gevoelen „te uiten, waar het naar mijne innige overtuiging den verkeerden weg dreigt „op te gaan." doet Z. E. een oplossing aan de hand waarbij de a. s. opperbevelhebber reeds in tijd van vrede wordt aangewezen, zonder het opperbevel effectief uit te oefenen. Hij zou, staande onder de rechtstreeksche bevelen van den Minister van Oorlog en van dien van Marine, in de gelegenheid moeten worden ge steld, zich volledig op zijn oorlogsfunctie voor te bereiden. Daartoe zou zijn verhouding tot en zijne bevoegdheid over den Chef van den Generalen Staf en den Chef van den Marinestaf zoodanig zijn af te bakenen, dat hij zonder inbreuk te maken op de zelfstandige positie dezer autoriteiten of op hunne dienstverhouding tot de Hoofden der departementen, waaronder zij ressorteeren volledig inzicht zou hebben in alle oorlogsvoorbereidingen en daaraan leiding zou kunnen geven. Mocht deze oplossing om der kostewille onaanvaardbaar zijn, dan zal volgens schrijver de Chef van den Oeneralen Staf de aangewezen autoriteit zijn om bij mobilisatie het opperbevel te be- kleeden. Voor ons leger is de toestand uiteraard anders dan in Nederland waar in vredestijd geen legercommandant is, doch de samenkoppeling van legercommando en hoofd van het D. v. O. maakt ook hier extra-voorzieningen noodig waarbij de lessen, in Nederland opgedaan, van belang kunnen zijn. v. K. 12. OVERZICHT BU1TENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN. The Army Quarterly October 1926. Van de vele belangrijke onderwerpen welke in dit lijvige periodiek behandeld worden, noemen wij „The Alhu- cemas operations, september 1925" waarin een kort en duidelijk overzicht wordt gegeven van de landing der Spaansche troepen in de baai van Alhucema. The Asiatic Review October 1926. In een artikel „The crisis in China and a Policy" wordt de ernst van den toestand in China onder de oogen gezien. De schrijver komt tot de volgende conclusies „In any case, we must avoid the fatal mistake of supposing that a settle ment can be imposed by military force. Along that line we should come „to an impasse as surely as we have done in Russia. It is conceivable that „the Powers might have to do in China what they have had to do in Russia, „leave her severely alone, which would mean that nearlu Half the globe „would be immobilized from the economic point of view. But terrible „as that is to contemplate, it is inconceivable that any number of foreign „Powers can, at the end of this the first quarter of the twentieth century, and „in the face of a newly awakened race-consciousness, force their will on „400,000,000 people inhabiting a continent. The alternatives are either a „solution by agreement or no solution at all". Revue de Cavalerie Septembre-Oetobre 1926. Het in het vorig overzicht besproken artikel: „Opérations de la Cavalerie de Budienny" wordt thans vervolgd en bespreekt thans de gebeurtenissen welke op den gelukten doorbraak van het Poolsche front volgden. De lezing van dit deel geeft geen hoog denkbeeld van de tactische en strategische inzichten der Soviet-bevelhebbers in het algemeen, en van Budienny in het bijzonder.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1926 | | pagina 80