alle drie brigadecommandanten doet vergezellen. Daardoor krijgen deze al dadelijk ook een goed inzicht in de taak van de sectie, in elkanders taak en terreindeel en wordt al dadelijk de grond slag gelegd voor de wederzijdsche steun en samen werking (ook met de mitrailleurs) terwijl tevens hun verdere taak wordt vergemakkelijkt (zoeken naar 192/1/ opstelling geweermitrailleur en plaats geweergroep, 193 nagaan aanleg dekkingen en maskeering, zoeken naar 194/1/ verbinding met nevenbrigades, samenwerking daar- !95 mede verzekeren, opsporen opstelling mitrailleurs, 199/2/ gedekte nadering van den vijand, enz.). Dan kan men ook verwachten dat zij hun taak naar behooren zullen vervullen en in algemeenen zin overeenkomstig het inzicht van den sectiecommandant. De brigade commandanten moeten van het sectiebevel een en A.T.V. 12/3/ ander, voor zoover daarvoor in annmerking komende, opteekenen en herhalen na de uitgifte van het bevel. Datgene wat de sectiecommandant niet op dit tijdstip kan regelen, regelt hij later bij afzonderlijke opvol gende bevelen. Een goede (eerste) gelegenheid daar- G.V.I. voor bestaat wanneer de sectiecommandant zijn 207/1 171 /2/ (eerste) ronde maakt ter controleering van de werk zaamheden van de brigadecommandanten. 1. Vijand, eigen troepen (o.a. artillerie), terrein. De mededeelingen omtrent den vijand moeten c. q. niet alleen bevatten hetgeen men van dezen weet voor zoover het voorterrein van het eigen vak betreft maar ook wat aangaat het voorterrein der nevenvakken. Men heeft niet te doen met een vijand in het eigen vak maar met een gemeenschap- pelijken tegenstander. Bij eigen troepen kunnen, voor zoover van belang, worden vermeld de door den 226/3/c bataljons- of compagniescommandant in front getrof fen veiligheidsmaatregelen. De plaats van artillerie waarnemers wordt alleen vermeld als deze in het eigen vak of in de onmiddellijke nabijheid daarvan staan. De resultaten van zijne verkenning van het te verdedigen terreindeel, het terrein daarvoor en daar- neven moeten door den sectiecommandant aan de brigadecommandanten worden medegedeeld, zulks vereenvoudigt en bespoedigt hunne latere verken ningen, waartoe ook zij, ingevolge 'het algemeene 171/1/ beginsel, verplicht zijn. 2. Taak sectie, plaats andere secties en compagniescommandant, plaats 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 13