Op het tijdstip van vuuropening is van bijzonderen invloed het overzicht op het voorterrein, alsmede 240/2/ de mogelijkheid of elke brigade vuur kan brengen op alle plaatsen van haar eigen voorterrein, dan wel dat de nevenbrigades daarbij moeten helpen. Gedurende het gevecht moet de sectiecomman dant zorg blijven dragen van de samenwerking van de brigades en van zijne sectie met de nevensecties. Hij moet zijn aandacht blijvend aan de aanvulling van munitie wijden en deze tijdig bij den compag niescommandant vragen. Wanneer om munitie uit de vuurlinie wordt gevraagd is het te laat. Den com pagniescommandant moet hij op de hoogte houden van het verloop van den strijd en van alle bijzon derheden betreffende den vijand; wordt steun van artillerie of mitrailleurs door hem noodig geacht dan maakt hij zijne wenschen kenbaar. Wanneer de vijandelijke artillerie het vuur ver legt en diens infanterie voorwaarts gaat moet hij er op letten dat de geweerschutters hunne dekkin gen verlaten en zich naar de vuuropstelling bege ven en zal hij krachtig moeten optreden tegen de genen die achter trachten te blijven. Verder moet hij er aan denken den compagniescommandant en den commandant van de reservesectie te waar schuwen wanneer de vijand in het door zijne sectie te verdedigen terreindeel doordringt. In 209/1/ zoodanig geval moeten de brigades van de secties in- vuurlinie in hunne dekkingen blijven om niet getroffen te worden door het vuur dat de geweer mitrailleurs van de reservesectie op den bin nengedrongen vijand afgegeven. Bijzondere zorg vereischt op dit oogenblik het blijvend function-? neeren van den luchtdoelwaarnemingsbestrijdings- dienst, daar juist dan de laagvliegers kunnen opzettend en de aandacht zoo gemakkelijk van den strijd op den grond wordt afgeleid. Dringt een vijandelijke afdeeling in het neven- liggend terrein door, dan zal de sectiecommandant maatregelen nemen voor krachtig vuur in de flank 209/2/ van den vijand, daarbij de belangen van zijn eigen front echter niet uit het oog verliezend. Het doorbroken worden van een opstelling naast zijne sectie mag geen reden zijn voor zijne sectie om terug te gaan. Hij zal integendeel al zijn krachten 177 moeten inspannen om te voorkomen, dat de vijand de ontstane opening verwijdt, i. c. zich in de richting 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 19