Bij het militaire radioverkeer op de afstanden binnen 100
Km. zullen de lange golven gehandhaafd moeten blijven, zoonoodig
naast de korte golven. Wanneer de korte golven ook op de korte
afstanden absoluut bruikbaar zullen blijken te zijn, dan zou het
hoofdargument tot afschaffing van de lange golven zijn het feit,
dat bij gebruik van deze golven de verbinding zeer kan worden
bemoeilijkt door luchtstoringen. Indien men echter op deze wijze
verder redeneert, zou men ook den optischen seindienst geheel
kunnen laten vervallen. Immers in den Westmoesson is een goede
optische verbinding in vele gevallen onmogelijk.
Punt 8 van het V. Vbd. D. '24 luidt:
„De telefoon, in sommige omstandigheden de telegraaf en ten
behoeve van het verzenden van korte berichten in vele gevallen
ook de radiotelegraaf vormen de hoofdverbindingsmiddelen.
De andere verbindingsmiddelen dienen ter aanvulling der hoofd
verbindingsmiddelen; zij kunnen geen van alle gemist worden,
hun gebruik kan in bepaalde omstandigheden van het grootste
belang zijn."
Dit beginsel passe men ook toe op de radio zelf; de korte en de
lange golven zullen elkaar dus moeten aanvullen.
Stelt men nu den eisch, dat bij het Ned.-Ind. leger een eenheids
toestel moet worden ingevoerd, een eisch, waarvan de noodzaak
twijfelachtig is, dan zal men zich afvragen of het mogelijk is een
radiostation te construeeren, dat kan werken op de golflengten
tusschen bijv. 15 en 400 meter. Weliswaar zullen zich daarbij vele
moeilijkheden voordoen, doch een oplossing van dit technische
vraagstuk acht schrijver, vooral door den zeer snellen vooruitgang
van de radiotechniek, geenszins onmogelijk.
Noodzakelijk geachte proefnemingen.
Ten einde omtrent het zeer belangrijke radiovraagstuk een veel
grootere zekerheid te verkrijgen, dan thans het geval is, dienen
zeer uitgebreide proeven te moeten worden genomen om vast te
stellen:
1. De bruikbaarheid van de korte golven ook op de zeer korte
afstanden bij gebruik van een geringe energie. Dit zou bijv.
kunnen geschieden door een tiental stations op afstanden van
respectievelijk 2, 4, 6, 10, 15, 20, 30, 50, en 100 Km. op te
stellen van een centraal punt uit. Er wordt gewerkt op vele
golflengten liggende bijv. tusschen 15 en 100 meter. Op deze
wijze zal met zekerheid kunnen worden vastgesteld of er
inderdaad voor bepaalde golflengten doode zones bestaan, hoe
groot de uitgebreidheid hiervan is en hoe deze uitgebreidheid
zich wijzigt gedurende een geheel etmaal. Met zou zeer ge-
wenscht zijn, dat deze proefnemingen gedurende een geheel
jaar plaats hadden.
44