Tengevolge van het vijandelijke vuur zal echter eene onafgebro ken voorwaartsche beweging niet mogelijk zijn en er kan slechts terrein gewonnen worden door het maken van kleine, onregel matige en plotselinge sprongen. Het door het vijandelijke vuur veroorzaakte oponthoud mag echter niet langer duren dan strikt noodzakelijk is. Het openen van het vuur tijdens de rustperioden moet zooveel mogelijk vermeden worden; het voorwaartsgaan, ten einde in de stelling door te dringen en daar in het handgemeen het verzet te breken, blijft het voornaamste doel. De beweging van de stootgroepen kenmerkt zich dus door zoo kort mogelijke rust perioden en door een voortdurend herhaald voorwaartsgaan. Hoewel vuuropening door de stootgroepen ten einde daardoor het voorwaartsgaan van achtergebleven K.Ms, of van andere stootgroepen mogelijk te maken soms niet kan worden vermeden, verdient dit toch in het algemeen minder aanbeveling. De stootgroep beschikt toch van huis uit reeds over eene ge ringe vuurkracht, welke tengevolge van inmiddels opgetreden verliezen nog geringer kan zijn geworden. Het beoogde doel zou daarom veelal slechts bereikt kunnen worden, indien daarvoor het: vuur van meerdere stootgroepen zou kunnen worden geconcen treerd Daar dit laatste op het gevechtsveld echter in den regel moeilijk of in het geheel niet uitvoerbaar is, zal het meer aan beveling verdienen de voorwaartsche beweging van de K.Ms. door het vuur van een of meer andere K.Ms. mogelijk te maken. Ook. zal in het gevecht dikwijls het vuur van een K.M. niet voldoende- blijken om aan de stootkracht den vereischten steun te verleenen, zoodat ook voor dit doeleinde zich de behoefte aan concentratie van vuur van meerdere K.Ms. zal doen gevoelen. Eene enge samenwerking tusschen verschillende K.Ms. zal derhalve her haaldelijk dringend geboden zijn. Bij het voorwaartsgaan zal men nu moeten trachten te onder kennen in welke gedeelten van de vijandelijke stelling sterken, in welke gedeelten minder sterken of zeer weinig weerstand wordt geboden. Dit is immers noodzakelijk, aangezien het streven behoort te bestaan zoo krachtig mogelijk tegen de zwakkere gedeelten van de vijandelijke stelling op te treden en te trachten op deze plekken met de stootkracht door te dringen, terwijl op- eenhooping van krachten om sterkere gedeelten rechtstreeks te kunnen aanvallen moet worden vermeden. Tengevolge van het doordringen in de 'zwakkere gedeelten wordt het dan later mo gelijk om met behulp van eventueel inmiddels nog aangetrokken vuur-en stootkracht de plaatsen van sterkeren weerstand ook uit de flank aan te grijpen en hier verder den weerstand te breken. Men zal dus m. a. w. moeten trachten te manoeuvreeren, ten einde voldoend sterke stootkracht tegen 's vijands zwakke plekken te doen oprukken. Het behoeft wel geen betoog, dat hierbij ook herhaaldelijk samenwerking van meerdere stootgroepen dringend geboden zal zijn. 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 4