Te^en 12 uur 's nachts kwamen wederom 3 berichtbrengers nabij
hef bivak, doch nu om te melden, dat 4 kwaadwilligen vanuit de
richting van Teureubangan komend, de Mengamatvallei waren
binnengekomen nabij de gampong Simpang, doch even nadat ze
waren gezien, weer verdwenen waren; waarheen, wisten ze mij
niet te vertellen. Hierin zag ik geen motief om uit te rukken in dezen
regenachtigen stikdonkeren nacht. Wel waarschuwde ik den wacht
commandant ten overvloede dat de wacht extra waakzaam moest
zijn. Ik had twee schildwachten uitstaan, terwijl aan de wacht
zaten een man kader en 2 soldaten. Versterking van de wacht vond
ik niet noodig, aangezien het patrouillebivak klein, zeer overzich
telijk en goed verlicht was.
tegen 3.30 's morgens (3 Mei) schrok ik plotseling wakker
door het knallen van karabijnschoten; ik sprong van mijn slaap
plaats op en greep de klewang. Ik was juist op tijd opgesprongen,
want even daarop zag ik een Atjeher voor mij staan, die met zijn
klewang naar mij sloeg; en daarna doorliep. Ik kon deze houw
nog juist afweren, doch daarbij viel mijn klewang op den grond.
Ik was op dat moment ongewapend, toen wederom een Atjeher op
mij afkwam; ik retireerde om te trachten zijn houwen te ontwijken,
struikelde en viel achterover. Op dat oogenblik knalden 2 schoten
en mijn aanvaller viel dood neer; deze „narrow escape had ik
te danken aan den Menadoneeschen marechaussee le klasse
Wewengkang No. 80114 en aan den Menadoneeschen korporaal le
klasse Lumantow No. 81932.
Ik stond op en zag den Javaanschen marechaussee le klasse
Sapar No. 843 nabij de wacht staan; deze riep mij om zijn kara
bijn vast te pakken, aangezien zijn linkerarm was doorgeslagen.
Hij had zijn klewang in de rechterhand en stond boven op zijn
karabijn om deze niet in handen der djahats te doen vallen; intus-
schen spoot het bloed met kracht vanuit zijn linkerarm. Ik greep
zijn karabijn en laadde deze eerst, omdat hij het magazijn had
leeggeschoten. Toen was het gevecht ook afgeloopen en ging ik
mijzelf vlug van den toestand overtuigen.
De wacht en schildwachten waren op hunne plaatsen gebleven;
echter waren allen gewond de marechaussee, die naast mij in mijn
tent sliep, was zwaar gewond, terwijl 5 lijken van Atjehers op
den grond lagen. De niet-gewonde marechaussees liet ik alle facen
van het bivak bezetten, terwijl de brigadecommandant, de Mena-
doneesche sergeant le klasse Pontoh, No. 72118 en ik de gewonden
gingen verbinden. Wat was nu gebeurd?
Tegen 3.30 uur v. m. zag de schildwacht op de Zuidface een
Atjeher met een obor aankomen, gevolgd door andere Atjehers; de
obordrager vroeg den schildwacht om den „toean" te mogen
spreken, aangezien hij een bericht van den Radjah voor dezen
had. Niets kwaads vermoedende, liet de schildwacht op de Zuid-
Westface die Atjehers, buiten het bivak om, naar de Noordface
gaan, waar tegenover mijn tent was opgeslagen; er waren slechts
51