een man of vier; de anderen moeten buiten het lichtschijnsel van
mijn bivakverlichting hebben geloopen. De man met de obor kwam
tegenover de wacht en zeide dat hij een bericht voor den „toe'an"
had. Tegelijk kroop hij door de bamboepagger heen; op dat moment
kropen de Atjehers, die achter hem aan hadden geloopen op den
hoek tusschen N.- en W.-face door de pagger. De wachtcom
mandant, de Menadoneesche korporaal lej klasse Lumantow, No.
81932 bemoeide zich onmiddellijk met het grootste aantal Atjehers
op genoemden hoek en liet den obordrager tijdelijk schieten. Hij
en de twee overige wachthebbenden (de Menadoneesche mare
chaussee le klasse Wewengkang No. 80114 en de Javaansche
marechaussee le klasse Sapar No. 843) hebben zich tegen deze
Atjehers gekeerd en het vuur op hen geopend. De korporaal werd
van alle kanten besprongen, doch hij bleef op zijn plaats en werkte
meesterlijk met karabijn en klewang.
De Menadoneesche marechaussee le klasse Wewengkang zag dat
Atjehers van achteren op mijn tent afkwamen; hoewel hij reeds
gewond was, posteerde hij zich achter mijn tent om mij in den
rug te beschermen. Hij en de korporaal zijn het geweest die mijn
aanvaller hebben neergeschoten, toen ik weerloos op den grond
lag. Ook Sapar bleef zooals boven reeds gezegd tot het
laatst toe, zwaar gewond op zijn post, zijn karabijn en leven
verdedigende.
Rechts naast mij lag de Amboineesche marechaussee le klasse
Pesuwarissa No. 79169; alle aanvallers van rechts op mijn tent
heeft hij afgehouden of neergeveld; hij heeft inderdaad zeer vele
voor mij bestemde houwen opgevangen (hij telde 16 wonden);
toch is hij op zijn plaats gebleven tot het laatste toe.
Door zijn persoonlijk voorbeeld heeft de korporaal Luinentow
een zeer groot aandeel gehad in het afslaan van den aanval. Een
der aanvallers is vóór langs de brigade heen geslopen, heeft eenige
klappen uitgedeeld en is ten slotte door den sergeant Pontoh No.
72118 neergeknald. Genoemd sergeant heeft door zijn persoonlijk
moedig en beleidvol voorbeeld, de brigade in de hand gehouden
tot het laatste toe, ieder marechaussee was op zijn plaats gebleven.
Aan het rustig, moedig en krachtig optreden der brigade is het
te danken dat niet alleen alle aanvallers waren neergelegd, doch
geen verwondingen door eigen vuur zijn ontstaan. De neergelegde
Atjehers bleken zich behoorlijk uitgerust te hebben voor dezen
aanval; ieder had minstens twee klewangs bij zich. Het hoofd,
hals en nek waren door een zwaren tulband gedekt. Alleen het
gelaat was zichtbaar. Verder droeg ieder man drie baadjes over
elkaar; buik en rug waren gedekt met sarongs en om de beenen
droegen zij zwarte windsels. De klewangs der marechaussees heb
ben op de djahats geen uitwerking gehad; ze zijn uitsluitend door
karabijnschoten gesneuveld. Den volgenden dag werden nog 2
lijken van gesneuvelden gevonden in de Kr. Kloeët benedenstrooms
52