Mengamat. Totaal zijn neergelegd 7 kwaadwilligen; bovendien is 1 kwaadwillige gewond, ontkomen. Buit: Blanke wapens. De Commandant der Patrouille, (w. g.) HARTING. 21 Mei 1927. II. Uittreksel uit het Relaas van de verrichtingen der patrouille onder commando van den Kapitein Gosenson v/m 24 t/m 26 Mei 1927. (met 2 schetsen) Den 23en Mei 1927 ontving ik tegen het vallen van den avond te Kandang van één onzer bevriende Atjehers, T. Radja Elö uit gp. Paja Dapoe het bericht, dat een bende kwaadwilligen, waarbij Tjöet Ali, dienzelfden middag gezien was in den Oostrand der Lawé Sawah vallei; nabij Oelèë Ië. Ik besloot den volgenden morgen vroeg uit te rukken Aan gezien gedurende den nacht van 23 op 24 Mei geen nadere berich ten te Kandang binnen kwamen, rukte ik den 24en Mei te 3.30 u. v. m. uit van Kandang met de 5e brigade der Mobiele Colonne, waarbij ingedeeld de le Luitenant Harting 2). In de Lawé Sawah vallei gekomen 7.30 u. v. m. liet ik mij naar de plaats brengen, waar de bende kwaadwilligen het laatst gezien was. Het had in den afgeloopen nacht zwaar geregend, zoodat op die plaats geen spoor der bende was te ontdekken. Ik zocht toen met de patrouille in een grooten boog om de bewuste plaats heen en kreeg een spoor van één persoon te pakken. Deze moest daar ge loopen hebben, nadat de regen was opgehouden; zijn sporen kwamen uit de richting der gampong en gingen het bosch in. Op een gegeven oogenblik verdwenen de sporen in een aloer; daar had hij zeker doorheen geloopen, om ze onzichtbaar te maken. Nu werd op beide oevers der aloer in groote bogen geloopen, totdat een heel eind verder de aloer op in het rivierzand, doch onder water, voetindrukken konden worden waargenomen. Ik had nu de vaste overtuiging, dat deze man een fourageur geweest moest zijn, die 53 (1) Dit besluit werd genomen, in verband met het feit, dat wanneer Tjoet Ali ontijdig gesignaleerd wordt, en hii dus weet, dat daarvan naar Kandang bericht wordt gezonden, hij zich onmiddellijk verplaatst; uitrukken en zoeken bij nacht zou in dit geval nutteloos zij, de troep is den volgenden dag dan niets waard. (2) Alles wees er op, dat Tioet Ali en bende dadelijk weer het bosch waren ingegaan; ik wilde met daglicht 5.30 u. v.m. aan het begin van het bosch en bergpad Paia Dapoe Lawé Sawah zijndit pad is zoo slecht, dat, aangezien ik slechts één brigade ter beschikking had om uit te rukken, ik niet wilde riskeeren, dat iemand bij nacht langs dit pad loopend, zijn voeten zou verstuiken of blesseeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 53