bepaalt de technische verbetering zicii tot het opruimen van hin
derlijke begroeiingen in het schootsveld, het maken van hindernis
sen waar eigen vuuruitwerking het minst ot het schootsveld zeer
klein is, aanleg van vuurdekking door ingraven der reeds inge
nomen opstellingen, maken van schuilnissen en scherfvrije com
mandoposten en waar noodig verbetering der gedekte communi
caties naar depots en dergelijke, alles zoo onopvallend mogelijk
(camouflage).
Het cursief drukken der opschriften „Naarmate daarvoor tijd
beschikbaar is" en „indien er tijd beschikbaar is" houden een twij
fel daaromtrent in. Graag zou ik de infanterie-commandanten eens
practisch toonen wat een in pionieren goed geoefende en goed
geleide troep in enkele uren tot stand kan brengen En als men na
kennisname van de oorlogservaring overtuigd is van de geweldige
kracht van de combinatie mitrailleur en prikkeldraad en weet dat
een enkele 2-tons auto voldoende materieel kan aanvoeren voor
een zeer effectieve draadversperring over 1/2 a 1 KM. front, die
door een sectie in 3 a 6 uur is te maken, dan vermeen ik dat naast
den aanvoer van voedsel en munitie, ook daar wel op ware te
rekenen.
Nogmaals, niet de technische verbetering is ingewikkeld en tijd-
roovend, doch de tactische keuze van de opstelling. Het is daar
om, dat het ook door den schrijver aangehaalde G. V. I. 168 (2
terecht zegt, dat, hoe minder tijd beschikbaar is, hoe meer het er
op aankomt dat de aanvoerders het gebrek aan tijd weten te ver
goeden door de snelheid waarmede zij de tactisch belangrijke pun
ten van het terrein weten te onderkennen en te benutten.
Is dit eenmaal geschied en hebben de troepen hunne opstellingen
ingenomen, dan begint eerst de technische verbetering, die zoo
de troep dit werk kent in enkele uren de afstootende werking
der stelling kan verveelvuldigen.
Reeds meermalen verwees ik naar de stelling in de Duitsche voor
schriften (die toch vóór alles een offensieve geest kweeken)
„Graafarbeid spaart bloed". Voor ons kleine legertje is sparen
van bloed toch wel van belang, laten we daarom niet „plus roya-
liste que le roi" i. c. offensiever dan de Duitschers zijn, maar
vlijtig het pionieren leeren. In een beroepsleger moet daar tijd voor
wezen, zoo noodig zou de infanterie evenals de pioniercom
pagnieën zulks normaal doen -'s middags kunnen oefenen: het
komt naar mijne ervaring den geest slechts ten goede.
Tenslotte nog een opmerking over het vermelde op blz. 747
afl. 11, dat de vakscheidingslijnen zoo mogelijk zijn te kiezen over
de middens der uitspringende gedeelten en niet over die der in
springende gedeelten van een stelling. Waar naar bekend in iedere
verdedigingslijn de saillanten de zwakke punten zijn, juist door
gebrek aan vuuruitwerking daarvóór, is mij deze opvatting niet
recht duidelijk.
80