Boekét Gadèng met het doel zekere Teukoe Angkasa op te
lichten. T. Angkasa was weigerachtig gebleven gehoor te geven
aan herhaalde oproepingen van zijn Oelèë-balang (landschapshoofd)
en het was bekend, dat hij met een aantal ontevredenen een
bende had gevormd. De patrouille marcheerde met ongeladen
karabijn met éénen, behoedzaam de klewang getrokken. De
marschweg was gemiddeld 1 2 Meter breed met tal van loop
bruggetjes, waarover slechts met éénen kon worden gemarcheerd.
Ook op den „betrekkelijk" smallen weg was in den donkeren
nacht het marcheeren met tweëen moeilijk, zoodat al spoedig de
patrouille den marschvorm met éénen aannam. Steeds werd op
gesloten gemarcheerd. Na ongeveer 2 uur gemarcheerd te hebben
werd de brigade in de gampong Oedjong Padang plotseling
door de pas gevormde bende onder T. Angkasa van schuins
rechts met het blanke wapen aangevallen. Nog voor geconstateerd
kon worden wat er gebeurd was, was de bende dwars door de
brig, heen links in het terrein verdwenen. De patrouille was toen
reeds vrijwel uiteen geslagen. De luitenant W. trachtte zijn men-
schen op den weg te verzamelen en liet een obor ontsteken. Links
en rechts in het terrein hoorde hij het gekreun van de gewonden.
Nauwelijks was de obor ontstoken, of de bende deed 'Uuur
na den eersten aanval) een nieuwen aanval, doch nu van links.
De obor werd den fuselier uit de handen geslagen en men was
weer in het donker gehuld. Luitenant W. werd door een Atjeher
aangevallen, doch wist den aanvaller van zich af te slaan en
werd hierbij licht gewond. Sterk gedeprimeerd wist hij niets
anders te doen dan 2 met ongewonde fuseliers zoo spoedig mogelijk
naar Bakongan terug te keeren. Bij het aanbreken van den dag
liet het landschapshoofd door de loyaal gebleven bevolking de
gesneuvelden en gewonden ophalen en naar Bakongan brengen.
Dit werd uitgevoerd, zonder verder door de bende te zijn lastig
gevallen. Successievelijk kwamen nog 4 ongewonde militairen te
Bakongan aan. Aan onze zijde sneuvelden 3 en werden gewond
9 militairen, w. o. de Luit. W. terwijl 5 karabijnen met munitie
in handen van den vijand vielen.
Indien bij den eersten aanval slechts enkele schoten gevallen
waren, zou de bende in geen geval voor de tweede maal zijn
teruggekeerd, afgescheiden nog van de mogelijkheid, dat de
eerste aanval zou zijn afgeslagen.
Ook in de marschbivaks moeten de karabijnen steeds geladen
zijn en hier verschil ik wederom geheel van meening met den
schrijver, waar hij op blz. 111 onderaan zegt:
„In een bivak mag daarom nimmer gevuurd worden; alle
karabijnen moeten ongeladen zijnhij, die zijn karabijn laadt,
dient buitengewoon streng gestraft te worden".
Het voorbeeld, hierbij door hem aangehaald, zegt mij niets. Wie
weet hoe groot de verliezen zouden zijn geweest, als er niet ge
schoten was. Men vergete niet, dat ik uitga van de wetenschap,
.84