commandant en zich ook met zijn compagnie verplaatsen overeen komstig diens wenschen en behoeften, maar staat niet onder zijn bevelen. Bij een onvoldoend begrip omtrent hetgeen eene goede samenwerking beoogt en eischt, zal er in deze verhouding zeker een gevaar schuilen, doch het A. T. V. geeft hieraan de voorkeur boven het stellen van de wielrijders onder den cavaleriecommandant. Zoolang immers de wielrijderscompagnie onder het bevel blijft van den divisiecommandant, weet deze steeds waar ze zich bevindt en kan hij er op elk gewenscht oogenblik over beschikken zonder in bevelsverhoudingen te moeten ingrijpen. Zulk een oogenblik zal bijv. zeker intreden zoodra de cavalerie het front moet vrijmaken en uitwijkt. Maar dan is er niet zooveel bezwaar tegen om haar den steun der wielrijwers te ontnemen, aangezien volgens A. T. V., pt. 46 alsdan reeds verschillende sterke infanteriepatrouilles zich in het terrein moeten bevinden, welke uitsluitend tot taak hebben de cavalerie te steunen. Bovendien vermindert steeds meer de afstand van de infanterie tot de eigen cavalerie, zoodat het al spoedig desgewenscht mogelijk wordt een compagnie infanterie op eenig punt op te stellen, met uitsluitende taak om de cavalerie te steunen. De wielrijderscompagnie kan dan elders, waar meer pro fijt van hare beweeglijkheid is te trekken, worden gebruikt. Is het niet te voorzien dat zij elders beter gebruikt kan worden en geven de terreinsomstandigheden er aanleiding toe, dan kan de divisiecom mandant haar toch altijd haar oorspronkelijke taak laten behouden. Staat de wielriiderscompagnie echter onder bevel van den cavaleriecommandant, dan bestaat de kans dat de divisiecomman dant in de bevelsverhouding moet gaan ingrijpen, juist op een oogenblik dat dit voor den cavaleriecommandant uiterst bezwaarlijk is, b. v. op het oogenblik dat hij moet beslissen of en waarheen hij moet uitwijken. Men zou de vraag kunnen stellen waarom niet organiek een afdeeling wielrijders bij de divisiecavalerie is ingedeeld. Hierdoor zou echter weer een toestand ontstaan welke wij gekend hebben en die niet heeft voldaan. Kon de organisatie, welke wij als leger- cavalerie kenden, reeds weinig voldoening schenken, te minder zou dat het geval zijn bij eene zoodanige divisiecavalerie. De compagnie luchtdoelmitrailleurs, waarvan is aangenomen dat zij met motorvoertuigen verplaatsbaar is, beveiligt den marsch van de divisie door sprongsgewijze voorwaarts te gaan en er daarbij voor te zorgen dat zij steeds zoodanig is opgesteld, dat minstens 2 groepen van 4 mitrailleurs den marschweg, waarop zich de colonne bevindt, kan beschermen. Het is duidelijk dat de com mandant van eene zoodanige compagnie met de uitvoering van die taak volkomen vertrouwd moet zijn en aan het bevel, zooals het is gegeven, voldoende moet hebben. Bij vergelijking van de lengte der colonne en van het vermogen van de beschikbare wapens, zal het duidelijk zijn dat de toebedeeling met luchtdoelmitrailleurs wel zeer karig is. 91

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 21