getast te zullen worden dit is mede eene gebeurtenis, welke bijna ongeloofelijk zal voorkomen". De Comp. beleefde derhalve niet altijd voldoening of voordeel van de Zwitsersche recruteering. Evenwel bleef Zwitserland bij de voortdurende behoefte aan kolonialen daarvoor een gezocht opera- tieveld, ook nog in later tijd. 't Gebeurde nog in 1902 dat de agent van een Harderwijkschen ronselaar daar op zijn ambacht reisde; onder de lokmiddelen, waarvan hij zich bediende, behoor den fotografiën van jonge Zwitsers in zwierige buitenmodel-uni form, in hun tijdelijk garnizoen te Harderwijk. Daar had men een heerenleven; men bekwam er een zak handgeld en een officierstafel, met volop Wijntje en Trijntje. De dienst was er een sokkendiensr; met voorbehoud van enkele onvermijdelijke verplichtingen: een appèl, eene inspectie, eene militaire wandeling, had men eigenlijk- den ganschen dag vrijaf, 't Is waar dat aan de Zwitsersche greenhorns eenige tientallen guldens werden afgevorderd voor de eer de Nederlandsche vlag te mogen dienen, maar deze aanbreng premie behoefde eerst vereffend te worden te Harderwijk, bij de uitkeering van de 200 handgeld. Te Bern en Zürich werden een paar van deze clandestiene makelaars in rekruten in hechtenis ge nomen; een hunner op het oogenblik dat hij gereed stond om met eenige aangeworvenen in den trein naar Holland te stappen. De Zwitsersche persorganen waren toen niet karig met hunne invec tieven aan het adres van deze beunhazen van den menschen- handel. Nadat de O. I. Comp. in 1800 ontbonden was en hare bezit tingen onder het beheer van de Bataafsche Republiek waren gekomen, kwam eerlang een koloniaal werfdepot tot stand. In 1806 bestond er een Depot voor Kaapsche en O. I. troepen, dat echter in hetzelfde jaar werd opgeheven en ingelijfd bij een der infanterie-regimenten. In 't volgend jaar werd te Nijmegen een Buitenlandsch Werfdepot opgericht, doch met geringe uitkomsten, aangezien door de oorlogen van het Napoleontische tijdvak het artikel troupier schaarsch en duur was geworden. Eerst in 1815 werd het bekende werfdepot te Harderwijk in het aanzijn geroepen, onder den officieelen naam van Depotbataillon voor de koloniën No. 33. Het kwam al dadelijk naar den voorgrond, toen in het zelfde jaar de eerste vrijwillgersdetachementen van het Neder landsche leger naar Indië vertrokken, in verband met de terug gave van den O. I. Archipel door de Engelschen. 't Gaf te denken dat omtrent deze vrijwilligers bepaald was, dat ze „zoo noodig waren aan te wijzen". Voorts bestond een niet gering procentage van deze detachementen uit deserteurs, landloopers en tuchthuis- klanten; Batavia heette immers van ouds een „eerlyck tuchthuys' In 1820 beklaagde zich de gouverneur-generaal baron v. d. Capel- len bij den minister van koloniën over de uitzending van „het schuim van vreemde legers". Tijdens den Belgischen opstand vond men in de militaire archiefstukken telkens gewag gemaakt van 112

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 42