Belgische deserteurs, en ook van tuchthuisboeven, die het Neder-
landsche leger onwaardig werden geacht, maar nog goed genoeg
om, zg. gerehabiliteerd, bij het Indische leger te dienen. Men vond
op de werf lijsten zulke aanteekeningen als:
„Romanus Josephus Quivre. Heeft eene straf van 3 jaren krui
wagen wegens tweede desertie ondergaan en is ingevolge dispo
sitie van het Dep. van Oorlog toegelaten tot het aangaan van een
engagement voor 6 jaren bij de koloniale troepen, zonder handgeld".
Tijdens België en Nederland nog één koninkrijk vormden, was
er, behalve te Brussel, ook te Leuven een koloniaal werfdepot op
gericht, waarbij de plaatselijke kommandant voorstelde om een
paar malen 's weeks in het werfbureau een strijkje te laten spelen,
„pour encourager les autres". i) Over drakonische krijgsreglemen
ten met hunne vooruitzichten op strop en kogel werd hier niet
gerept; eerder beproefde men den aanstaanden rekruut het Indische
soldatenleven zoo aanlokkelijk mogelijk voor te stellen, en zong hem
deuntjes voor in den trant van het aria van Georges, uit de opera
La Dame Blanche:
Met dat al wilden de zaken niet vlotten; er kwamen zoo weinig
vogels onder 't net dat in 1825, bij het uitbreken van den Java-
oorlog, er bijna één derde aan de formatie voor Europeanen
ontbrak. In 't volgend jaar werd daarom eene expeditionnaire af-
deeling van ruim 3000 man naar Indië gezonden met 2-jarige
verbintenis wie kon ook weten dat die Java-oorlog bijna 5
jaren zou duren! Sedert werd het O. I. leger versterkt, of liever
aangevuld hetzij met georganiseerde korpsen zooals compleete kom-
pagniën van de Koloniale Reserve, hetzij met afzonderlijke detache
menten suppletietroepen.
Desertie bleef echter het groote euvel. In de eerste vijftien jaren
der koloniale werving bleef uit dien hoofde gemiddeld één vierde
der aangeworvenen bij de inscheping achter; anderen moesten
wegens ziekte, insubordinatie, enz. afgevoerd worden. Het aantal
vreemdelingen was toen bijna even groot als dat der Nederlanders;
vooral de in Duitschland opgerichte werfbureaux droegen daartoe
bij. In tijden van een groot tekort ging men er toe over om de
eischen omtrent lichamelijke gesteldheid lengtemaat en leeftijds
grens zooveel lager te stellen, en wat de bewijzen omtrent „goed
zedelijk gedrag" betrof daarmee had men reeds vroeger geleerd
af te rekenen. Zelfs manschappen uit de 2de klasse van militaire
discipline werden tot eene verbintenis voor de koloniën toegelaten.
113-
Ah quel plaisir d' être soldat
On sert par sa vaillance
Et son prince et 1' état
Et gaiment on s' élance
De 1' amour au combat.
Brieven H. J. v. d. Graaft. II 95.