Voorts nam men zijne toevlucht tot cle „onzedelijke verschalking
met een hoog handgeld", gelijk een Kamerlid het eens uitdiukte,
en tot maatregelen welke de kroniekschrijver „zeer bedenkelijk"
noemde. Trouwens, dit gold ook nog voor later tijd; er kwamen
gevallen voor, waarbij de werfofficieren hunne slachtoffers onder
den invloed van sterken drank gebracht hadden en hen in dien
toestand hadden laten „teekenen", waarna ze zoo spoedig mogelijk
in de montering werden gestoken en geëxpedieerd. Multatuh, die
geen gelegenheid liet voorbij gaan om zijn bete noiieden gou-
verneur-generaal Duymaer van Twist, een klad aan te wrijven,
schreef in 1871 aan het Kamerlid mr. Wintgens:
„Hoe is 't mogelijk dat men bij 't behandelen van koloniën met
oevraagd heeft hoe de armee voltallig wordt gehouden? De zeer
fiberale heer v. Twist heeft de infamie de zielverkooperij, die
door hem zelf was afgeschaft omdat zc niet was overeen te brengen
met de voorschriften der zedelijkheid weder ingevoerd. Ik schieef
daarover aan jhr. Sypestein (C. A. v. Sypestein, sedeit 1867 Ka
merlid, later gouverneur van Suriname) maar 't bleek mij niet dat
hij de zaak ter tafel heeft gebracht. Men zal achter de coulissen
„chut" geroepen hebben"*.
En in zijn Nog eens Vrije Arbeid leest men, mede met betrekking
tot de werving in Indië
„De zeer liberale voorstander van Vrijen Arbeid Duymaer van
Twist voerde de afgeschafte wijze van werving voor het leger
weder in. Onderofficieren werden van geld voorzien om in de
dorpen met behulp van dansmeiden den onnoozelen inlander tot
spelen te verleiden. Zoodra deze meer verloor dan hij betalen kon,
werd hem geld verleend om dóór te spelen, en het geleende als
handgeld beschouwd. Men knipte zijn haren af, en hij was soldaat".
Deze verklaring gaf aanleiding tot een protest van een oud
officier O. I. leger, die door 't publiceeren van eene aanschrijving
van Duymaer van Twist aantoonde, dat deze zich juist tegen zulke
misbruiken had verzet. Doch Multatuli schreef daarop, dat die
verbodsbepalingen later weer buiten werking waren gesteld; en
zijne weduwe verwees naar zijn slotwoord in de gevoerde polemiek;
„De Oud-officier van het Indische leger zweeg en zwijgt op m'n
repliek, gelijk van Twist zelf, als 'n betrapte dief."
In 1843 was het depot te Harderwijk omgeschapen tot een zelf
standig Koloniaal Werfdepot voor suppletietroepen en voorloopig
verblijf van gerepatrieerde militairen, dat rechtstreeks onder het
Departement van Oorlog ressorteerde. Het korps onderging nog
verschillende wijzigingen in de formatie en verkreeg eene haast
Europeesche reputatie. Vroeger was Harderwijk bekend als eene
akadeiniestad, waar de mislukte studenten van andere akademiën
altijd wel voor geld eene doctorale bul konden bekomen, zoodat
men in de wereld der geleerden met geringschatting van eene
114
Brieven. iV. 67.