hun taakwerk af te maken, om de patjols weer ergens in een boschje op te bergen, en zich weer uit te dossen zoodra de dag zoover gevorderd was, dat de jonge vrouwen de huizen mochten verlaten. Daar zij hun taakwerk afmaakten, liet de bestuurder dit gedoe oogluikend toe. Dat zou wel spoedig met de verdere ontwik keling veranderen Dat is ook gebeurd. Nogmaals „fortiter in re, suaviter in modo", dan worden de heerendiensten in primitieve streken niet als drukkend beschouwd. Anders is het gesteld met de heerendiensten in economisch meer ontwikkelde landstreken, waar de leus „time is money", reeds meer of minder reden van bestaan heeft. Daar is het onbillijk en ook oneconomisch, om iemand door het eischen van heerendienst, waarbij toch slechts koeliewerk wordt gevraagd, in de uitoefening van een vak, of ambacht, waarin hij bedreven is en veel meer geld kan verdienen, dan een koeliedagloon bedraagt, te belemmeren. Hieraan is de Regeering ten rechte tegemoet gekomen door aan hen de gelegenheid te openen, de heerendiensten af te koopen hetzij gezamenlijk, hetzij individueel. Deze regeling is soepel genoeg, om zich binnen afzienbaren tijd te kunnen aan passen aan alle ontwikkelingsmogelijkheden. De bestuurder zorge echter steeds, en zulks om aan de be zwaren der heerendienstplichtigen, die om de een of andere reden niet kunnen afkoopen tegemoet te komen, dat de afkoop gelden zooveel mogelijk ook ten bate komen van die adat- of rechtsgemeenschappen, waaraan de werkkrachten zijn onttrokken. Dat is herhaaldelijk niet gebeurd. (Wordt vervolgd). 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 49