bivak zorge men behoorlijk opgesloten en behoedzaam te
marcheeren. Bij het betrekken van het bivak deele men aan
niemand mede welke richting men den volgenden dag
uitgaat.
Een ervaren patrouille-commandant ziet onmiddellijk aan
het terrein of hij kans heeft op een klewangaanval. Hij late
dan de patrouille opsluiten en met tweeën marcheeren, de
sabel met cle lus aan den pols of met den beugel aan de pink
hangen en den haanpal omleggen gereed tot vuren. Hij drage
iedereen op goed uit te kijken. Heeft de aanval plaats, dan
wordt onmiddellijk zonder commando gevuurd. Degene, die
het eerst de aanval onderkent vuurt dadelijk. De klewang
dient alleen om eventueel in de gelederen gedrongen vijanden
onschadelijk te maken. Een studie van de talrijke in de jaren
1902 t/m 1910 in Atjeh plaats gehad hebbende klewang-
aanvallen bracht mij tot bovenstaande afdoende bestrijdings
middel. Daar waar gevuurd werd vóór de vijand de patrouille
bereikt had werd de aanval afgewezen. Werd het vuren
nagelaten of werd te laat gevuurd dan was het gevolg hiervan
steeds een échec voor de patrouille. Het is meer dan eens
bewezen, dat het grootste deel der bende uit angst voor
het vuur, niet aan den aanval meedoet, doch wegvlucht. Is
het bekend, dat de vijand in hinderlaag ligt, dan marcheert
men op die gevaarlijke plekken in breed front links en rechts
van den weg op, of men gaat met een groote boog om die
hinderlaag heen tot men weer op den weg komt, om dan van
den anderen kant in breed front den weg te volgen, doch nu
in omgekeerde richting. Van deze richting verwacht de vijand
de „kompeuni" zeker niet. Is de juiste plaats van de hinderlaag
bekend, dan moet getracht worden die plek te omsingelen,
dan wel de hinderlaag in den rug te besluipen. Het
marcheeren in breed front geschiedt hier door de hiervoor
bestemde afdeeling (bij een brigade het voorste gedeelte,
bij 2 brigades de voorste 1 /2 brigade, bij 3 brigades de
voorste 2 brigades, enz.) op 2 a 3 pas te laten verspreiden.
Het marcheeren in breed front met groepjes van 3 man
met een kleine tusschenruimte tusschen de groepjes is meer
geëigend voor het doorzoeken van kampongs.
ad Hoofdstuk IX. Overvallingen.
(2) Voorafberaamde overvallingen.
blz. 35, 3e alinea. Schuilplaatsen liggen gewoonlijk diep in
het oerbosch. Van nachtmarschen zal dan in den regel geen
sprake zijn. Men marcheert dus overdag en doet de overvalling
in de late middaguren.
158