(3) Omsingelen van huizen. Ik prefereer het afzetten van 2 zijden van het huis, n. 1. de meest begroeide zijden. Men dient echter vooral te zorgen voor een behoorlijke overvleugeling van de niet bezette zijden. Ge beurt de omsingeling in den nacht, dan moeten indien moge lijk de brandende obors geplaatst worden op die zijden van het huis, die niet bezet zijn en anders onder het huis worden geplaatst (bij omsingeling van paalwoningen). Betreft het de oplichting van een zeer belangrijk hoofd dan moet het huis liefst aan alle zijden omsingeld worden, en dan mag natuurlijk niet geschoten worden. Hier is het ontladen van de karabijn op zijn plaats. Het plaatsen van een 2e linie acht ik zeer gevaarlijk en zeker niet aan te bevelen. (5) Omsingelen van kampongs. Het omsingelen en doorzoeken van kampongs zal in den strijd tegen verzetslieden menigvuldig voorkomen. Men kan deze handeling in het garnizoen niet te veel beoefenen. Oogenschijn- Iijk lijkt dit eentonig. Toch is dit niet zoo. Elke kampong dan wel kampong-complex heeft haar bijzondere eigenaar digheden. Nagenoeg voor elke kampong moeten andere maatregelen worden genomen. Het principe blijft echter steeds gelijk. De beschikbare troepen worden gesplitst in afzettings- en doorzoekingstroepen. De afzettingstroepen worden zoodanig om de kampong geplaatst, dat de geheele kampongrand voortdurend geobserveerd blijft. Daartoe worden zoo noodig de brigades in kleine patrouilles van 4 a 5 man gesplitst, en zoodanig opgesteld, dat zij waar noodig elkaar kunnen steunen. Verder moeten de volgende voorzorgsmaatregelen worden in acht genomen. a. de afzettingsafdeelingen of patrouilles moeten ongezien hare plaatsen innemen en hierbij zorgen zoover mogelijk van de kampong te blijven. b. de opstellingsplaatsen moeten op behoorlijken afstand van den kampongrand zijn gelegen (indien mogelijk minstens 200 M.). c. de afzettingsafdeelingen of patrouilles gedragen zich als hinderlagen en moeten steeds van uit den kampongrand onzichtbaar blijven. Eén man (de commandant) obser veert en de rest blijft liggen. d. Alle uit de kampong naar buiten voerende wegen, paden, rivieren, waterleidingen, ravijnen, enz. moeten door de afzettingstroepen worden bezet. e. De afzettingsafdeelingen of patrouilles openen dan eerst het vuur, wanneer de uit de kampong in hunne richting vluchtende vijanden tot op korten afstand 10 M.) zijn genaderd, zoodat zij de kampong niet meer kunnen 159

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 21