eenige manschappen achtergelaten moesten worden om den rug
te dekken. Bij de verdere nadering werd de brigade door eenige
in de padi verscholen vijanden besprongen. Zij werden allen neer
geschoten. Intusschen was ik met /2 brigade bij a gekomen en
kreeg hier verbinding met de in e en geposteerde afsluitingspa
trouilles en ook met de op de sawah naderende brigade.
Ook 's vijands stelling kon ik van mijn plaats goed onderken
nen. Daar de brigade op de sawah nagenoeg al het vuur van den'
vijand tot zich trok en ik een verdere nadering van deze brigade
gevaarlijk achtte, liet ik haar halt maken, het vuur staken en zich
verdekt opstellen in de padi. Met y2 brigade trok ik toen gedekt
over b naar 's vijands rug en attaqueerde hier den vijand, gesteund
door de zich bij bevindende afzettingspatrouille, die mij in den
rug van den vijand bemerkende zich onmiddellijk bij mij aansloot.
Deze aanval kostte ons 3 gewonden, terwijl 10 gesneuvelde
vijanden, waaronder het bendehoofd werden geteld. Buit 8 kara
bijnen M. '95, veel munitie en blanke wapens. Helaas sneuvelde
de commandant der op de sawah ageerende brigade. De brigade,
die den N. rand van Kroeëng Batèë en Poelo Paja Tjoet moest
bewaken had zich in 3 patrouilles gesplitst, die bij resp. e, en g
een domineerende opstelling hadden ingenomen. Later bleek, dat
de bende vóór de doorzoekingstroepen in N. richting was uitge
weken en getracht had tusschen e en het gebergte te bereiken.
Zij werd echter door de bij e geplaatste patrouille ontdekt en
beschoten, waarop zij een poging deed om in O. richting te ont
komen, wat haar belet werd door de patrouille Door handig ma
noeuvreeren wisten beide patrouilles de bende bij d vast te houden,
aldus de doorzoekingsafdeelingen tijd en gelegenheid verschaffende
haar te omsingelen en onschadelijk te maken.
Het hier volgende is een extract uit het patrouille-verslas van
kap. P.
„Te 10.30 uur v. m. werd hevig vuren gehoord in O. richting,
hetwelk 20 minuten aanhield. Te 11 uur v. m. kwamen
tegenover de plaats van rapporteur (uiterste O. vleugel van de
insluitingslinie) drie Atjehers, waarvan één bewapend met kara
bijn te voorschijn. Kalm werd afgewacht tot de kwaadwilligen
zoo ver waren genaderd tot met kans op succes het vuur kon
worden geopend.
De met karabijn bewapende kwaadwillige kon nog één schot in de
richting der militairen lossen, doch werd toen dadelijk getroffen.
De beide anderen, na ook nog te zijn beschoten door de neven-
afdeeling, namen de vlucht in de richting van de kampong, een
bloedspoor achterlatende, dat onmiddellijk werd gevolgd.
Na zorgvuldig zoeken in de hooge glagah en het moeras, werd
een kwaadwillige gevonden en onschadelijk gemaakt. Nadat te
2 uur n. m. de order was ontvangen de insluitingslinie te doen
inrukken, werd nogmaals de geheele terreinstrook, waarin de
163