blad L e R e v o 11 en in zijne brochure Eene misdadige circulaire. Met die circulaire bedoelde hij eene van het Departement van Koloniën uitgaande aanprijzing van de voor- deelen van den Indischen dienst; een stuk dat door eenige provinciale bladen als bijvoegsel aan hunne abonnés was ge zonden, Roorda's geschrift (opgenomen in zijne „Verzamelde Stukken kon als een doorloopend ja c c u s e beschouwd worden. Behalve Roorda van Eysinga stonden hier nog anderen in 't harnas, zelfs mannen van meer beteekenis dan de medewerker van Domela Nieuwenhuis. B. v. de ex-predikant W. R. van Hoë- vell, vurig kampioen voor de belangen van Indië, wiens stem in den lande zooveel verder reikte, omdat hij als lid van de Tweede Kamer zijne denkbeelden rechtstreeks voor het forum der volks vertegenwoordiging kon brengen. Daarbij redigeerde hij een ge zaghebbend tijdschrift, het T ij d s c h r i f t v o o r N e d 1 n d i ë- ofschoon zelf geen militaire specialiteit, maakte hij zijn orgaan toch dikwijls dienstbaar aan de belangen van het 0.1. leger Er verschenen daarin opstellen over het Indische officierskorps, over de koloniale werving, of ook de persoonlijke ervaringen van gewezen militairen, die de v i a d o 1 o r o s a van den koloniaal bewande d hadden van Harderwijk tot Batavia, en de kronkelgangen daarvan kenden. De journalen en reisbeschrijvingen van de oude Duits-che schrijvers waren ten deze reeds leerzaam, of ook van latere Fransche schrijvers, zelfs al waren ze zoo sterk gekleurd en onbetrouwbaar als b v. Felix Batel ou la Hollande a Java. Van Hoëvell's tijdschrift bevatte juistere voorstellingen in zulke opstellen als: „Hoe ik naar Java kwam, en hoe ik het te Batavia bij mijn aankomst vond," door een ongenoemde2) Nog vele andere schrijvers zouden zich met de figuur van den koloniaal en met de werving bezig houden in de oude Indische jaarboekjes Lakschmi, Bianglala, Warnasarie, N. I. p-H Z evva-f 3 3ok' enz'voorts bekende Indische auteurs als Ritter Weitzel v. Rees, Perelaer, Annie Foore, Meiati van Java, Prell, e.a. En t kon wel wezen wie zou 't zeggendat verscheidene van die geschriften, te samen met echo's uit de Iweede Kamer en aanklachten als die van Multatuli en Roorda er toe bijdroegen om de lust tot dienstneming bij het Indische leger te verminderen Althans, een eeuw na de oprichting van het werfdepot te Harderwijk was de poging om het O. I. leger op de vereischte sterkte te brengen eene poging gebleven, enöde toestand bekommerlijk. Dit gaf de regeering aanleiding om in 1915 wederom een beroep te doen op het Nederlandsche leger en het detacheeren van vrijwilligerkorpsen bij de O. I. troepen werden proeven genomen met aanvulling door Surinaamsche 169 T.v.N.I. 1857. bl. 329. 2) T.v.N.I. 1859. I. bl. 187.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 31