kleurlingen en inboorlingen van het eiland Curasao, doch 't wa
ren proeven op kleine schaal. Zulke geringe contingenten zetten
geen zoden aan den dijk. Vroeger, kort vóór den afstand van
de kust van Guinea, had men betere resultaten verkregen met de
werving van Afrikaansche soldaten, die geruimen tijd een inhae-
rent gedeelte van het O. I. leger vormden. In 1839 werd aan die
werving uitbreiding gegeven door den generaal majoor Verveer,
koninklijk commissaris ter kust van Guinea, die voornamelijk vrij
gekochte slaven, zg. Donko's, rekruteerde. Doch na de staking
van die werving, verdween dit Afrikaansche element allengs uit
het leger. In 1923 overleed te Poerworedjo de patriarch van de
nog in Indië overgebleven Afrikanen, zekere Beelt, in de wande
ling pa Beelt genaamd.
Overigens waren de latere toestanden voor den soldaat in Indië
geenszins zoo slecht meer als de vroegere, toen ze een Roorda
de stof voor zijne filippica's hadden verschaft en in menig relaas
van oudgedienden met donkere kleuren waren afgeschilderd. Mis
schien hadden al die lijdensgeschiedenissen toch wel eenige
uitwerking gehad, en de verbeteringen in het lot van den Indischen
soldaat voorbereid. Daarvan zou Justus van Maurik getuigen, die
in 1897 zijne Indische reis ondernam en daarbij herhaaldelijk met
het militaire element in aanraking kwam. In zijne Indrukken
van een totok leest men:
„Ik moet erkennen, dat de Indische soldaat het in alle opzichten
beter heeft dan de Europeesche. Zijn dienst moge dikwijls zwaarder
zijn, maar voor zijn ontspanning wordt ook op meer onbekrompen
wijze gezorgd. De cantines zijn voor 't meerendeel zeer goed
ingerichte gebouwen, waar hij op zijn tijd biljarten of kaartspelen,
schaken, dammen en lezen kan. Ruim voorziene leestafels en
bibliotheken vindt men overal, een dikwijls goed ingericht tooneel
geeft hem de gelegenheid proeven af te leggen van zijn dramatisch
talent en aan een welvoorzien buffet, waar in den laatsten tijd
door de regeering uitmuntend bier tot den inkoopsprijs is ver
krijgbaar gesteld, kan hij zijn dorst lesschen. Dat dit vergemakkelijkt
biergebruik door den soldaat wordt gewaardeerd, is merkbaar aan
het verminderde debiet van den jenever, die overigens, hoe goed
en goedkoop het Maastrichtsche of Hollandsche bier ook moge
zijn, nog in 't geheel niet wordt versmaad. Ook de Militaire
Tehuizen werken voordeelig op de moraliteit van den militair,
omdat men in Indië zoo verstandig is die „tehuizen" niet te
vergiftigen door onnoodig vroomheidsvertoon, of ongenietbaar te
maken door bijbelteksten en zedespreuken. Hier te lande zijn
ze maar al te dikwijls een plaats, waar de soldaat zich perse
moet vervelen in zedige braafheid. In Indië zijn ze de gezellige
plek waar hij voor een oogenblik, zonder jenever, zich thuis en
gewoon mensch kan gevoelen".
Eene zoo behagelijke schildering kon meer in 't voordeel van de
werving komen dan het lokaas van een spoedig verbrast handgeld.
170