Wij zullen de verschillende soorten stroomversnellingen in de
volgorde behandelen, waarin zij werden genoemd.
De grind- en rolsteenbanken komen voor, zoodra men de mod-
deroevers voorbij is en in meer vastere formaties komt.
Bijna in elke bocht der rivier ligt beneden de bocht aan den
binnenoever een bank Bestaan deze in de lagere streken nog
grootendeels uit zand en fijn grind, hoe hooger men komt hoe
grover het grind wordt en hoe meer grootere steenen zich ver-
toonen, om geleidelijk over te gaan in rolsteenbanken.
Hoewel hier een belangrijk verschil van samenstelling valt te
constateeren is de wijze waarop deze banken zich vormen vol
maakt gelijk. Zooals reeds opgemerkt vindt men die banken net
beneden de binnenbocht der rivier, alwaar zij ontstaan, in stand
worden gehouden en zelfs grooter worden door de werking van
een tegenstroom, welke men altijd om zoo'n hoek vindt. Naar
mate van den waterstand is die tegenstroom sterker of zwakker,
maar blijven doet zij er altijd.
De hoogte dezer banken is zeer ongelijk, nu eens steken zij
slechts enkele d. M. boven laagwater uit, dat dan weer enkele
meters. In de oorzaak daarvan behoeven we ons niet te verdie
pen omdat zulks buiten het bestek van dit betoog valt.
Deze hooge grindbanken zijn zeer aanlokkelijke bivakplaatsen,
doch voor nieuwelingen is dat niet van gevaar ontbloot. De Bor-
neorivieren kunnen soms verraderlijk snel wassen en dan staat
zoo'n bank onder water voordat men er erg in heeft. In den
midden- en bovenloop moet ik het betrekken van een bivak op
deze aanlokkelijke banken zeer sterk ontraden.
Deze banken stijgen bij het begin, d. i. hun bovenstroomsche
deel, zeer zacht glooiend uit het water op. Hoe langer de bank
is, hoe hooger het benedenstroomsche einde steil uit 't water
oprijst en hoe fijner de grindsoort hier is. Meermalen, v. n. 1.
daar, waar de oevers niet hoog zijn en niet uit rots bestaan, doch
veelal uit grindlagen waardoor de bedding der rivier bij bochten
breed is, graaft het water zich nog eene bedding aan den oever
zijde der bank. Soms is deze bedding zeer ondiep en stroomt
slechts bij hoogen waterstand een gedeelte der rivier hierdoor,
soms echter is zij dieper en is de grindbank zelf met hoog gras
en bij de randen met struikgewas of zelfs met kleine boomen
begroeid, waardoor deze banken volkomen het karakter van
eilanden krijgen. Bij deze banken heeft de rivier, vooral in haar
bovenloop, altijd een groot verval en bij sommige lange banken
een sterke stroomsnelheid. Dit verval is het grootst bij het begin
der bank en hoewel de stroomsnelheid zelf hier nog niet zoo
groot is, bestaat er toch een sterke zuiging naar het midden van
den stroom.
Bij het opvaren der rivier wordt steeds naar de bankzijde
overgestoken om dan hier langs al boomende voorbij het boven-
172