doorrollen zonder andere steenen te ontmoeten of door sterken
tegenstroom te worden verstoord.
Deze voortrollende en zich niet omkrullende golven lijken heel
wat, maar zijn in het algemeen ongevaarlijk. Wanneer men de
prauw dwars op deze golven laat komen schommelt men water
heuvel op, waterheuvel af naar beneden, zonder een druppel
water binnen te krijgen. Vaart men recht door deze gol
ven, dus in tegenstelling met het vorige geval, dat de prauw
dwars in de rivier kwam te liggen, dan slaat zooveel water in
de prauw, dat men zelf ook in het water komt te drijven.
De z. g. brandinggolven zijn zeer gevaarlijk omdat de prauw
daarin soms met één golf vol is en dan in de woeste water
massa verdwijnt om ergens beneden aan stukken en brokken
boven te komen. Met haar inhoud gaat het gewoonlijk even
zoo, doch het grootste gedeelte daarvan komt in het geheel niet
of pas na twee of drie dagen boven.
Deze soort golven worden evenals de eerste soort aanvankelijk
gevormd bij den kop van de kiham, doch passeeren onder weg
nog andere steenen of worden verstoord door een sterken tegen
stroom.
Hoewel deze beide soorten golven beweging in de rivier
brengen, bestrijkt de kihamgolf slechts een smalle strook van
enkele meters van de rivierbreedte. Heeft men daarnaast geen
sterken tegenstroom, dan kan men er veilig varen. Alleen dient
men rekening te houden met de beweging van het water naar
den oever.
Wij noemen dit verschijnsel in de rivier golven, omdat we
gewoon zijn alle beweging in het water zoo te noemen, doch
kihamgolven zijn eigenlijk geen golven.
Bij gewone golven blijft het water op zijn plaats en verplaatsen
de golven zich. Bij kihamgolven heeft juist het omgekeerde plaats.
De golven blijven waar zij zijn en het water gaat er overheen.
Men heeft hier eigenlijk te doen met vaste waterheuvels Naar
gelang van den waterstand worden die heuvels hooger of lager
en verdwijnen zelfs tijdelijk, doch wanneer zij er zijn, vindt men
haar precies op dezelfde plaats.
Waar ik zoo juist repte van het soms geheel verdwijnen van
kihamgolven voeg ik hieraan nog een kleine opheldering toe.
Zooals reeds meer is opgemerkt, heeft de waterstand een
grooten invloed op de bevaarbaarheid van een rivier. Sommige
stroomversnellingenreeksen verdwijnen bij wat hoog water soms
zoo goed als geheel, doch daartegenover staat dan een veel
grootere stroomsnelheid, waardoor de vaart dan weer wordt be
moeilijkt. Elders treden juist bij hoogwater nieuwe stroomver
snellingen op welke men niet mag onderschatten, omdat door
de groote stroomsnelheid de waterwerking daar dan meestal
gevaarlijk is.
177