5. ENKELE BESCHOUWINGEN OVER HET IN 1927
TE HOUDEN KAMPIOENSCHAP DIENSTRIJPAARDEN.
door
P. DOORNBOS.
De brief ddo: 7 Januari 1927 van het Hoofdkwartier uitgegaan,
langs de verschillende korpsen gezonden, en thans bovendien opge
nomen in het Paardensportblad, als bekend veronderstellende, zij
het mij vergund aan de hand daarvan enkele punten te bespreken,
en eenige voorstellen te doen.
Waar m. i. het Kampioenschap Dienstrijpaarden een beeld moet
geven of wij, bereden Officieren, inderdaad wel beschikken over
paarden, waarop wij ons te allen tijde vol vertrouwen kunnen ver
laten, zou ik in punt 2 van bedoelden brief willen opnemen: „de
deelname aan de vóórproeven is in principe verplichtend voor alle
subalterne officieren der Cavalerie en der Artillerie, die in het
bezit zijn van een verplicht dienstrijpaard, en hun paard met goed
gevolg veertien dagen te voren, ter beoordeeling van hun Korps
commandant, hebben voorgereden.
In gevallen van force majeur, (ziekte van paard of eigenaar,
aankoop van een nog niet geheel afgericht paard, kort voor den
datum, waarop de voorproeven zullen worden gehouden) kan
vrijstelling van deelname worden verleend."
Momenteel is deelname aan het Kamp. Dienstrijpaarden alleen
mogelijk' voor de heel goede paarden, met voldoende snelheid,
omdat hier zuiver sprake is van een wedstrijd om na te gaan welk
paard dusdanige capaciteiten heeft, dat het met succes naar den
Kampioenstitel kan mededingen. Dat dit niet de juiste weg is om
de paardensport in het algemeen bij de bereden officieren populair
te maken, getuige wel het procents-gewijs zeer gering aantal deel
nemers in de afgeloopen drie wedstrijden, speciaal wat betreft
ons zware Wapen.
De eigenaar van Nummertje 805 voelt er in principe niets voor
zich in een „Cross" te meten met the Sheik, Brigt-Light, of welke
andere volbloed der Cavalerie, om de doodeenvoudige reden dat
de „Cross" nog steeds te zwaar wordt betaald; het doorsnee
Artilleriepaard legt het om deze, voor hem niet eens zoo nood
zakelijke eisch van snelheid, maar al te vaak af tegen zijn snellere
Cavalerie-confrère.
Waar zijn in onze Indische bergterreinen stukken te vinden, waar
we, zonder daardoor speciaal van te voren de noodige verkennin-
181