wederom het gewicht vrij heeft gelaten. Er ligt hierin m. i. een
onzuivere maatstaf, speciaal voor wat betreft de Conditiebeoor-
deeling. Een paard toch, dat onder een gewicht van 85 K. G. de
terreinrit en het wegparcours heeft afgelegd, heeft ontegenzeggelijk
veel meer arbeid gepresteerd dan een paard, dat dezelfde verrich
tingen heeft gedaan onder een gewicht van 55 K. G.
Hiermede wordt bij de conditiebeoordeeling echter in het geheel
geen rekening gehouden; beide paarden worden gelijk beoordeeld
op temperatuur, adem, pols, drukkingen, gangen en algemeene
indruk.
Terloops hierover sprekende, met een lid der regelingscommis
sie, werd mij medegedeeld, dat de commissie met alles rekening
kan houden dus ook met verschil in gewicht der ruiters. Zoover
mij bekend, is daarmede in de drie voorgaande wedstrijden echter
nooit rekening gehouden.
Dit verschil in ruitergewicht komt bovendien nogmaals tot uiting
bij het afleggen van de terreinrit, welke meestal wordt verreden
met een minimum snelheid van 500 M. per minuut. Ook hier zijn
de zwaargewicht ruiters in het nadeel, aangezien een dergelijke
snelheid, volgehouden over een afstand van 4 K. M. werkelijk vrij
zwaar te noemen is, en zeer veel training vereischt, hetgeen zich in
den laatsten wedstrijd maar al te duidelijk demonstreerde; zoowel
paarden als ruiters hadden na afloop van de „Cross" veelal niet
veel meer in te brengen, en eenigen tijd noodig om weer op verhaal
te komen.
Nu zullen er misschien stemmen opgaan, die beweren, dat een
zwaar-gewicht ruiter ook meestal een zwaarder gebouwd paard
zal hebben, dat zijn gewicht beter zal kunnen dragen. Accoord,
doch in de eerste plaats zijn dergelijke paarden niet zoo maar
voor het grijpen in het vol- of halfbloed type (m. i. toch wel het
meest geëigende type om mede te kunnen dingen naar een Kam
pioenschap Dienstrijpaarden). Maar ook al nemen we twee paarden
met dezelfde capaciteiten, welke zoowel licht- als zwaar-gewicht
kunnen dragen, zoo ligt het toch wel voor de hand dat de eene
onder 55 K. G. een grootere snelheid zal kunnen ontwikkelen dan
zijn gelijkwaardige collega onder 85 K. G., afgezien nog van het
feit, dat een zwaar paard veelal lomper in zijn bewegingen is dan
een licht-gebouwd paard, en dus op grond hiervan reeds minder
snel zal zijn. Is nu paard B dat 85 K. G. te torsen heeft, en de
terreinrit in langeren tijd aflegt dan zijn meer bevoordeelde collega
A, die slechts 55 K. G. heeft te dragen, daarom een minder goed
paard dan A?
Waar blijft dan de naam Kampioenschap Dienstijpaarden? Dus
het dienstrijpaard met de beste capaciteiten. Natuurlijk helpt de
wijze van rijden en van trainen voor een zeer groot deel mede om
een paard kampioen te kunnen maken, doch dit is de belooning
voor den ruiter, die er zijn tijd en krachten aan gewijd heeft;
183