zonderingen zullen behooren, zoo late men aan werkelijke paar denliefhebbers zoo groot mogelijke vrijheid, en tempere hun fana tisme zoo min mogelijk door beperkende bepalingen. Door het in werking treden van deze gunstige bepaling komt de Artillerist in een mindere ongunstige positie te staan tegenover den Cavalerist, dan dit thans het geval is; elk Cavalerist toch bezit twee dienstrijpaarden, kan met beide, of althans met zijn beste paard uitkomen in het Kampioenschap Dienstrijpaarden, De Cavalerie is wat paardenmateriaal aangaat toch reeds in het voordeel boven het „Zware wapen"; laten we de officieren, die mededingen naar het Kampioenschap Dienstrijpaarden echter gelijke kansen geven, door ook den Artillerist de gelegenheid te openen om, öf met twee paarden mee te doen, öf althans een keus te kunnen doen uit twee paarden. Moge e. e. a. van het door mij te berde gebrachte bij de regelings commissie een goed gehoor vinden, en spoedig nadere bepalingen hieromtrent het licht zien. We zijn op den goeden weg, doch nog niet waar we moeten zijn, ik hoop dan ook dat het aannemen van enkele mijner voorstellen, aan de regeling van dit door het Leger bestuur uitgeschreven Kampioenschap Dienstrijpaarden, en aan de hippische sport in het algemeen, wederom een stootje in de goede richting mag zijn gegeven. 186

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 48