plichtingen te voldoen. Zij moesten hun best doen van de inkoms
ten, die zij uit hun bedrijf, voornamelijk landbouw en veeteelt,
trokken, een bepaald percentage aftezonderen om het binnen een
redelijk gestelden termijn aan het bestuur af te dragen.
Deze belastingen mochten niet in natura belaald worden, maar
in contant geld. Dit werd een prikkel voor de bevolking, om een
gedeelte van hun producten naar de kuststreken te brengen en
daar te verhandelen.
Dit verhaal is gedaan om te illustreeren, welke moeilijkheden
met de invoering der belastingen in primitieve streken gepaard
kunnen gaan, wanneer er te spoedig een begin mede wordt ge
maakt. M. i. zou het daarom als regel gebeurt dit ook aan
beveling verdienen, dat het eerst met die werkzaamheden wordt
aangevangen, die duidelijk den stempel dragen ten bate van land
en volk te dienen. Eerst wanneer dit besef eenigszins is door
gedrongen tot de bevolking, dient een begin te worden gemaakt
met het opleggen van belastingen.
De werkzaamheden, die de invoering der belastingen mede
brengen, zijn in twee gedeelten te onderscheiden, n. 1. den aanslag,
en de inning.
De aanslag geschiedt in de zelfbesturende landschappen der
Buitengewesten als regel door een of meer commissies, bestaan
de uit drie personen, te benoemen door het zelfbestuur in overleg
met den civiel en militair bestuurder. Zeer wenschelijk is, vooral
in de eerste jaren, dat 1. g. als voorzitter van deze commissies
fungeert.
In sommige gewesten is dit ook bepaaldelijk voorgeschreven.
De werkzaamheden bij den aanslag zijn zeer omvangrijk. Het
is beslist noodzakelijk, dat de aangiften der belastingplichtigen,
en ook van hunne hoofden, gecontroleerd worden door den civiel
^n militair bestuurder of door een zijner officieren, niet zoo zeer
om een hoogen, maar veeleer om een billijken en rechtvaardigen
aanslag te verkrijgen. Want niets veroorzaakt gemakkelijker onte
vredenheid, dan een niet billijke verdeeling der lasten. Dat zet
gewoonlijk meer kwaad bloed, dan haar zwaarte. Gelijke monniken,
gelijke kappen! De toepassing van dit gezegde laat de lieden
over vele bezwaren heenstappen.
In het gouvernement Atjeh en O. bedraagt de belasting 4
van het jaarlijksche inkomen met een minimum aanslag van f2.—
per jaar. Inkomsten minder dan f 50 jaars zijn vrij van belastingen.
De moeilijkheid is nu, speciaal in primitieve bergstreken,
waar de bevolking verspreid woont en waar voor een gedeelte
nog de „Naturalwirtschaft" bestaat, het jaarlijksch inkomen van
belastingplichtigen te taxeeren.
Daartoe is het noodzakelijk, de economische adatbepalingen,
de koelieloonen, de marktprijzen, enz. in de primitieve landschap
pen te bestudeeren. De inheemsche leden der aanslag-commis-
189