196 vraag stellen wat in deze materie onder Regeering dient te worden begrepen. Het woord Regeering geeft in het algemeen een weinig gedefinieerd begrip weer, maar we mogen gerust aannemen, dat bij de behartiging van een staatsbelang van de eerste orde als de defensie, het begrip Regeering indentiek is met het persoonlijk eindoordeel van een of meer der verantwoordelijke Ministers. We laten thans de groote beteekenis van een ongedeelde ministerieele verantwoordelijkheid voorloopig onbesproken, maar wenschen wel naar voren te brengen dat een persoonlijk eindoordeel over de Indische defensie, voor welken Minister dan ook, noodwendig moet berusten op de adviezen van de deskundige raadslieden voor Land- en Zeemacht. Voor eene Regeeringsbe- slissing in zake de defensie vormen de adviseurs onmisbare factoren. We betwijfelen nu of deze adviseurs die op grond van het voorgaande kun nen worden beschouwd als te zijn vereenzelvigd met de Regeering, zouden mogen afzien van het stellen van minimum eischen, zooals uit inleider's woor den zou kunnen worden opgemaakt. Zij toch beseffen, dat het voor hen dure plicht is om te waarschuwen tegen maatregelen, die gaan beneden in redelijkheid te stellen eischen. Als des kundigen kunnen zij die minimum grenzen aanwijzen en de voorwaarden voor een redelijk rendement formuleeren. Aangezien bij eene goede opvatting der verhoudingen, deze deskundige ad viezen van grooten invloed behooren te zijn op de eindbeslissing van de op defensiegebied niet-deskundige Ministers, kunnen de betrokken adviseurs in hooge mate mede aansprakelijk worden geacht voor deze eindbesllissing. Deze verantwoordelijkheid moge weliswaar in de staatsrechtelijke beteekenis dan niet op hen drukken, op moreele gronden doet zij dit zeker wel. Het is nu juist de moreele verantwoordelijkheid van de adviseurs van Leger en Vloot, die een waarborg behoort te vormen dat op defensiegebied maat regelen worden genomen, waarin een redelijk perspectief ligt opgesloten en waar van op goede gronden mag worden verwacht, dat zij uitgaan boven de gren zen, waar beneden de geldelijke en personeele offers aan de weermacht be steed, practisch als verspild moeten worden aangemerkt. De spreker ontwikkelt daarna de eischen, die zijns inziens aan de vloot gesteld moeten worden. Zij komen neer op harmonische samenstelling van alle wapens, rekenen op reserveschepen, vooruitzien wat betreft aanbouw, nieuwbouw geheel op to date, aandacht besteden aan reservevoorraden, spe ciaal geschutmunitie. Hierbij wordt dan tevens op zeer aannemelijke tactische gronden een plei dooi geleverd voor aanbouw van eenige onderzeebootmijnenleggers. Ook treffen we eenige aanwijzing aan, waaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat een 3e kruiser zeer welkom zal zijn, omdat zonder reserve aan kruisers bij tijden het krachtigste schip van een der z. g. machtsgroepen aan den dienst onttrokken zal zijn. Spreker verwerpt de berekening, die van niet-deskundige zijde dikwijls ge maakt is over de onderzeebooten om aan te toonen dat slechts een zeer ge ring aantal te zelfder tijd beschikbaar zal zijn, maar laat ons overigens in het onzekere omtrent de vraag hoe sterk die reserve naar zijne meening dan wel zoude moeten zijn. Slechts wordt aangegeven en dit geldt dan voor alle schepen dat in ieder geval eene volbemande reserve, boven het aantal schepen, dat men als mini mum voor daadwerkelijk optreden denkt noodig te hebben, aanwezig moet zijn. Onder de gestelde desiderata behoort ook de inrichting van een vlootbasis te Soerabaia. Deze keuze berust op het feit, dat er in den loop der jaren reeds voor millioenen te Soerabaia in den grond is gestoken voor kazernes en mari tieme inrichtingen, en mede op de overwegingen, dat aan de strategische en tactisch-defensieve eischen naar behooren wordt voldaan. Wat de offensieve waarde betreft erkent spreker wel de bekende bezwaren van het moeilijke uitloopen, maar hiertegenover wordt als nieuw argument

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 58