205 tegenover Wu-Pei-Fu en Tsao kun, de leiders der meer democratisch en liberaal aangelegde Chilih partij. De eersten zochten steun bij Japan, de laatsten bij Amerika. Een derde figuur in het Noorden, de christen-generaal Feng Yu FIsiang behoorde aanvankelijk tot de Chilih partij, was echter geprononceerd anti- monarchistisch aangelegd. Uit militaire noodzaak was hij verplicht aansluiting- bij Rusland te zoeken. Want daar hij niet beschikte over een goed arsenaal was hij wel verplicht wapens en munitie van Sovjet-Rusland te betrekken. Ook het feit dat hij fel anti-Britsch gezind was, dreef hem tot een nauwere aansluiting met Rusland. Feng beschouwde het stellen van de 21 eischen door Japan als een uitvloeisel van het Engelsch-Japansch verbond en ziet in den Brit de gevaarlijkste tegenstander van het Chineesche nationalisme. Door het wegjagen van den jongen Keizer Pu Yi kwam hij in botsing met Chang, zijn vroegere bondgenoot, die thans zijn felste tegenstander is sedert hij naar het Bolshevisme overhelde. In het Zuiden is meer eenheid in de politieke stioomingen. In wezen is het Zuiden nationalistisch, maar langzaam maar zeker is de partijleiding aan den rechtervleugel der Kuo Min Tang ontglipt. De Russische communisten hadden snel het beginsel onderkend dat er slechts één macht is die China tot eenheid kan brengen, n. l.de haat tegen tegen den Westerling. Het aanwak keren van dien vreemdelingenhaat was het uitgangspunt der Russische agitators. Het prestige van den Europeaan had door den oorlog sterk geleden. Een honderdduizendtal Chineesche werklieden waren naar Europa getogen, hadden in de fabrieken naast Europeanen gearbeid en waren tot °het besef gekomen dat zij in niets voor hen onderdeden. Zij waren daar in aanraking gekomen met prostituees en velen keerden met een collectie ob scene photo's terug, waardoor het respect van de blanke vrouw in China een ernstigen schok kreeg. Na den oorlog werden de Chineesche hoofdsteden overstroomd door Russische maatschappelijke schipbreukelingen, die als bedelaars en straatventers aan den kost probeerden te komen. De ernstige knak die het prestige van den Europeaan had gekregen, moest wel zijn terug slag op de nationalistische beweging doen gevoelen. Zoo vonden de bolsheviki ook in dit opzicht een gunstigen voedingsbodem voor hun propaganda. Krachtigen steun vonden zij bij dat propagandawerk bij de studenten. Zij die in het Buitenland als de gelijken der Westerlingen waren behandeld, die zich geestelijk ook hun gelijken voelden, vielen bij hun terugkeer in China weer terug in de positie van het minderwaardige ras. Zij werden de felste tegenstanders van den Westerling en uit hun rijen zijn mannen als Sun Yat Sen, Dr. Wang, Eugène Chen en vele andere nationalistische leiders voortgekomen. Maar niet alleen de studenten die uit het Buitenland terugkeerden, ook de leerlingen van de Katholieke- en Protestante zendingsscholen ontpopten zich als felle nationalisten. Feng Yu Shiang en de anti-christelijke Christen Chinees Hsu Chien, die als aanstichter van de relletjes in Hongkong wordt genoemd, zijn leerlingen van Christelijke zendingsscholen. Men make zich geen illusies omtrent de houding van de Christen Chineezen ten aanzien van de buitenlanders. De „National Christian Council" heeft zich reeds openlijk bij de nationalisten aangesloten en zij stelt zich ten doel de vreemdelingen uit China te verdrijven. Niet ten onrechte merkt een fransch schrijver dan ook op. „II n'y a pas de pire ennemi de Ia civilisation occidentale que ceux qui en ont subi l'influence." De intellectueelen werden spoedig de gevaarlijkste tegenstanders der Westersche beschaving, die niet terug schrokken voor extremistische hande- hngen en willige handlangers werden van de bolshevistische drijvers. De Russische propagandisten hebben handig gebruik gemaakt van het natio nalisme der Chineezen. Maar zij spelen gevaarlijk spel. Het Chineesche natio- nalisme dat zij als wapen tegen de Kapitalistische Westersche staten gebruiken R. d'Auxion de Rouffée. Chine et Chinois d'aujourdhui. p. 344.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 67