brengen, c. q. daarvoor zijne hulpleiders en bericht-
officieren bezigen.
Waarop, wat betreft de wijze van uitvoering door
den troep moet worden gelet is afhankelijk van de
oefening, zoo wordt b. v. bij den aanval op het
volgende gewezen:
G. V. I. 14/3/ Krachtig, doelbewust en verrassend optreden.
23/1/ Kleine smalle colonnes met groote tusschenruimten
en afstanden in schaakbordformatie c q in harmo-
nicavorm.
24/2Geen starheid bij het voorwaartsgaan. Onder in
achtneming van de algemeene richting en onder
voorwaarde elkander niet te hinderen en niet met
andere onderdeden te worden vermengd, zoekt elke
afdeeling de meest gedekte terreinstrook om voor
waarts te gaan.
R. I. 262/2/ Het gebruik van het pioniergereedschap.
G. V. I. 46/1/ De voorwaartsche beweging mag niet ontijdig tot
47/1/ staan komen.
Voortdurend moet de drang naar voren levendig
worden gehouden, waarbij onder drang naar voren
te verstaan:
het brengen tot den vijand van de stootkracht en
in samenwerking daarmede ook van de vuurkracht.
Men moet er vooral tegen waken dat vuur-
schuwheid wordt verwekt.
G. V. 1.43, 24/ Het vuurontzag dat wel moet bestaan, vindt
2/, 19,21,172, reeds uiting in de tactiek: in de vormen, beweging
174,179/1/. en gevechtswijzehet mag den drang naar voren
R. 1. 265/2/ niet temperen. Tot bereiking van het gevechtsdoel
131 zijn nu eenmaal offers noodig, er mag geen schroom
G.V.I. 17/3/. ontstaan om deze te brengen
Bij de verdediging moet b. v. worden gelet op
G.V.I 194/3/, het doelmatig vlug pionieren, de maskeering en
174/1//2/, 19, camouflage, de schaakbordopstelling, het onregel-
172/1//2/. matig beloop van de voorste verdedigingslijn, a. a.
Enz.
De bespreking.
Elke oefening moet worden besproken, daarbij
A.V.O. 18/1/ moeten bij oefeningen van de brigade, sectie en
compagnie zooveel mogelijk alle aanvoerders aan-
18/21 wezig zijn. Kort en duidelijk zal de leider de aan
dacht vestigen op die zaken, welke kunnen strekken
om uit de oefening leering te trekken. Hij moet
daarbij uitgaan van de volgende beginselen:
236