mum van kunnen. Het mooie dus van het kampioenschap dienst-
rijpaarden, zoowel voor ruiter als paard.
Naar aanleiding van de alinea over nummertje 805 en de vol
bloedpaarden van de cavalerie merk ik slechts op, dat de drie
paarden, welke bovenaan geplaatst werden bij het laatste kamp.
dienstrijpaarden, allen uit den troep afkomstig zijn (ook de
Sheikü) en met volbloedpaarden niets te maken hebben.
Het verhoogen van het puntental voor de dressuurproeven en het
verlagen voor de cross, ware zeker nogmaals te overwegen. Ook
m. i. legt de snelheid, althans voor ons tegenwoordig gemiddeld
officierspaard, wel wat veel gewicht in de schaal. Om dezelfde
reden zou wellicht het jachtspringen vervangen kunnen worden
door een gewoon springconcours, met een snelheid van bijv. 375
M. per min. zonder rekening te houden met grooter snelheid, even
als dit bij het internationaal kamp. rijpaarden het geval is. De
waarde thans gehecht aan snelheid zou daardoor eveneens ver
minderen. Een ideaal is het echter niet; het Fransche „champion-
nat du cheval d'armes" komt dit ideaal meer nabij. Hier is voor
geschreven een steeple chase met een snelheid van 550 M. per
min. De in 1925 en 1926 hieraan deelnemende paarden stonden
echter allen zeer hoog in het bloed.
Wat echter de zwaarte van de terreinrit betreft; is 4 K. M. voor
een werkelijk serieus getraind paard inderdaad zoo zwaar? Indien
het juist ware dat in den laatsten wedstrijd zoowel ruiter als paard
na afloop van de cross niet veel meer in te brengen hadden
hetgeen ik niet gaarne zou onderschrijven zou dit dan niet veel
meer het gevolg zijn geweest van minder zorgvuldige training,
misschien tengevolge van het plaats hebben van de wedstrijden
vrij kort na den natten moesson? Als wij eens nagaan hoe de
eisch „uithoudingsproef" luidt voor het internationaal kamp.
rijpaarden, nl. onderverdeeld in:
1. Wegparcours van 6 K. M. Snelheid 240 M. per min.
2. Cross country van 4 K. M. Snelheid 450 M. per min.
3. Wegparcours van 16 K. M. Snelheid 240 M. per min.
4. Cross country van 8 K. M. Snelheid 450 M. per min.
waarbij geen sprake is van gewichtshandicap, dan bemerken wij,
dat dit er nog eenigszins anders uitziet dan bij ons. Zeker, de ver
gelijking mag niet te ver doorgevoerd worden, maar het verschil
is dan ook wel enorm.
Thans iets over de opmerkingen van den Heer D. over de dres
suur, waarbij onze rijvoorschriften als basis dienen. De schrijver
spreekt eenige malen over „verzamelen" en het gaan in „verzamelde
houding". Waarschijnlijk wordt het goed bedoeld, doch technisch
minder juist uitgedrukt. De verzameling (het verzamelen) begint,
wanneer, na het horizontale of rij kunstige evenwicht bij het paard
bereikt te hebben, het gewicht nog meer op de achterhand wordt
gebracht, waarmede tevens de hooge school een aanvang neemt.
241