kunnen worden beslist, zou mede in verband met de reeds inge
voerde regeling, dat art. off. ook paarden kunnen betrekken van
de cavalerie dan zeker wel mogen worden geconstateerd, dat
beide wapens voor wat betreft de deelname aan wedstrijden in
vrijwel gelijke omstandigheden verkeeren.
Tot slot nog even de kwestie van het gewicht; het kamp. dienst-
rijpaarden is een kamp tusschen de combinaties: „ruiter-paard"
zooals zij tezamen de gevraagde diensten verrichten in de werke
lijkheid. Ik weet niet of het wel juist zou zijn met gewichten te
werken. Het is m. i. iets anders bij rennen, aangezien daar het
kampen tusschen paarden meer op den voorgrond treedt en de
ruiters, ongeacht de van hen te eischen capaciteiten, meer op den
achtergrond blijven.
Conslusie: de tegenwoordige eischen kunnen, ook in verhouding
tot de wedstrijden om het kamp. dienstrijpaarden in andere landen,
onmogelijk zwaar genoemd worden. Is men van meening, dat ons
gemiddeld type officierspaard nog niet staat op het peil, waarop
het behoort te staan, dan vermindere men de waarde van den
factor „snelheid", door het puntental voor de dressuurproeven een
weinig te verhoogen en voor de cross te verlagen en vervange het
jachtspringen door een springconcours. Men zij dan echter over
tuigd, dat dit slechts een tijdelijke maatregel behoort te zijn en dat
met alle middelen getracht moet worden dit peil te verhoogen.
Men blijve echter vasthouden aan het beginsel wedstrijd om het
kamp. dienstrijpaarden, en vervange deze niet door een proef, in
den geest van de zware vaardigheidsproef.
243