2. DE ORGANISATIE VAN DE MOBIELE ARTILLERIE VAN
HET INDISCHE LEGER.
door
C. K.
Tol de urgente maatregelen ter verhooging van de gevechts-
waarde van het Ned.-Indisch leger behoort zeer zeker ook de ver
sterking der mobiele artillerie. Hoewel nu het maken van reorga
nisatie-plannen uiteraard hoofdzakelijk bureauwerk is, kan het wel
licht toch van nut zijn, wanneer uit den troep eens een en ander
wordt opgemerkt over wat daar terzake wordt gedacht, gebaseerd
op de leeringen van de praktijk.
Ik zal mijn opmerkingen kortheidshalve iet of wat in stelling-
vorm geven:
1. Vermeend wordt, dat volgens de huidige defensie-plannen
met ons veldleger krachtig offensief zal worden opgetreden zoo
spoedig mogelijk na de landing van den vijand.
2. Dat optreden zal dan zeker in eerste instantie en misschien
wel hoofdzakelijk plaats vinden in de vlakke kuststrooken, die in
het algemeen als z. g. bedekt terrein zijn te beschouwen en vooral
bestaan uit kampongs en sawahvlaktes, vrijwel zonder waarne-
mingspunten op eenige hoogte gelegen (zie ook punt 19).
3. In die terreinen zijn de groote harde wegen hoofdlijnen en
als zoodanig slechts spaarzaam aanwezig. Er zal dus dikwijls ge
bruik gemaakt moeten worden van binnenwegen, waarin veel licht
gebouwde bruggen en duikers. Verder zal door onze Infanterie en
hare begeleiders (mitrailleurs en c. q. artillerie) voor de nadering
van den vijand in de geëigende marsch- en gevechtsvormen waar
mogelijk het bedekte terrein worden gevolgd.
4. Onze troepen moeten dus zoodanig zijn samengesteld en uit
gerust, dat op de minder goede wegen en in die bedekte terreinen
toch een groote mobiliteit kan worden ontwikkeld, vooral indien
wij bij onze actie zoo veel mogelijk verrassend willen optreden.
Deze mobiliteit is voor de Artillerie in onze Indische terreinen
voorhands slechts middels paarden-tractie te verkrijgen.
5. Voor de artillerie in Divisie-verband is dus paarden-tractie
nog steeds vereischt, m. a. w. in het Regimentsverband hoort alleen
Veld- en Berg-Artillerie thuis.
220