aan een werkdadiger gas bij geringer concentratie en een gassoort
van meer persistenten aard. Als gevolg hiervan werden in den
loop van het jaar 1917 door de Duitschers in gebruik genomen
het z. g. blauw kruis ^diphenylchloorarsine) en het geeikruisgas
(dichlooracthylsulfide). Bij deze beide soorten treedt de prik
kelwerking veel meer op den voorgrond dan bij reeds eerder inge
voerde gassen.
De eerstgenoemde stof, het niesgas bij uitnemendheid, werkte,
na door de ontploffing van het projectiel in uiterst fijne vaste
deeltjes verstoven te zijn, reeds in zeer geringe concentraties. Bo
vendien waren de toen nog in gebruik zijnde gasmaskers niet in
staat die deeltjes tegen te houden en werden de getroffenen door
het hevige niezen genoopt de maskers af te zetten, waarna ze
onmiddellijk daarop werden beschoten met de reeds bekende doo-
delijke Perstoff of groenkruis-granaten. Dit opvolgend gebruik van
blauwkruis- en groenkruis-munitie is bekend onder den naam van
„buntschieszen."
De tweede genoemde stof, het mosterdgas, de gassoort van meer
blijvenden aard, had bovendien het voordeel een veel grooter aan-
grijpingsoppervlak te bezitten, n. 1. de geheele lederhuid, waarop
ze reeds in geringe concentratie blaartrekkend werkt. De werking
als ademhalingsvergift kwam pas in de tweede plaats. Het gas
werd door de exploisie van het projectiel in fijn verdeelden toestand
als vloeistof over het te besmetten terrein verspreid, waar het door
het hooge kookpunt (217°) zeer langzaam verdampte (bij een
temperatuur van 20°C., 300 X langzamer dan water). Hierdoor
werd het terrein soms meer dan een week onbegaanbaar gemaakt,
tenzij het met chloorkalk „ontsmet" of op andere wijze begaanbaar
gemaakt werd. Later werd het mosterdgas, door vergrooting van
de hoeveelheid springstof in het projectiel, ook tot nevel verstoven,
daar bekend was, dat de maskers daartegen geen bescherming
verleenden.
Terwijl dus het z. g. „buntschieszen" speciaal geëigend was tot
voorbereiding en doorvoering van den aanval, zooals o. a. bleek
bij de groote Duitsche aanvallen in begin '18, werd door de in
voering van het mosterdgas een middel aan de hand gedaan
om de tegenpartij het betreden van of het verblijf op daarmede
beschoten terreinen te ontzeggen. Als verdedigingsmiddel tegen
onmiddellijk dreigende aanvallen was het niet bruikbaar door zijn
eigenschap de werking op het organisme pas na langen tijd te doen
gevoelen (groote „latente periode"). Doch in de groote afweer-
slagen der Duitschers in de 2de helft van 1917 heeft het als bar
rière zijn groote bruikbaarheid bewezen.
Op den duur bleek de waarde van dit gas niet zoo zeer in het
veroorzaken van een groot aantal verliezen te liggen, als wel in
de enorme moreele uitwerking, welke het op de tegenpartij uit
oefende. Voor geen gas waren de manschappen zoo bevreesd als
voor mosterdgas, met het gevolg: het aantal dooden, veroorzaakt
254