aan te wennen. Zij voelen meestal nog veel voor emolumenten buiten de kas om. Hierop behoort door den onderafdeelingschef steeds te wor den toegezien, zonder dat hij daarbij als corruptiejager poseert. Maken redenen van billijkheid en politiek beleid het soms nog wenschelijk het behoort uitzondering te zijn dat aan de zelfbestuurders behalve hunne bezoldiging nog andere inkomsten worden gelaten, dan dienen ook deze als ontvangsten en uitgaven de landschapskas te passeeren. Zoodoende is er controle en blijft het beginsel gehandhaafd, dat de zelfbestuurder de eerste dienaar van het landschap is. Bestaat een onderafdeeling uit meerdere landschappen, zoo worden de middelen van deze als regel tot een gemeenzaam budget en in dezelfde kas vereenigd, die dan den naam draagt van onder- afdeelingskas, Elke landschaps- of onderafdeelingskas heeft haar eigen admi nistratie. Deze wordt gevoerd aan de hand van een begrooting, die jaarlijks door den onderafdeelingschef in overleg met de zelfbestuurders wordt ontworpen en vastgesteld. Theoretisch be schouwd, zou dit omgekeerd dienen te geschieden, d. w. z. de begrootingen zouden door de zelfsbestuurders behooren te wor den ontworpen en vastgesteld in overleg met den onderafdeelings chef. De practijk heeft echter haar eigen eischen, in dit geval omdat vele zelfbestuurders in primitieve landstreken voor deze taak nog niet berekend zijn. Het ontwerpen van een landschapsbegrooting is geen zuiver administratief werk, maar het is bestuurswerk, dat van groot belang is voor de ontwikkeling van de betrokken streek. Uit den aard der zaak wordt het eerst de begrooting van ontvangsten opgemaakt. Deze zijn reeds in artikel X globaal opgesomd. Bij het taxeeren van deze ontvangsten is, vooral voor voortvarende en ijverige bestuurders, die graag veel voor den vooruitgang van hun ressort willen doen, en daarvoor geld noodig hebben, de verleiding groot, de inkomsten te hoog te schatten en te trachten, steeds meer nieuwe bronnen van inkomsten aan te boren. Het verdient aanbe veling hierbij met de grootste voorzichtigheid te werk te gaan, speciaal wat de directe heffingen ten laste van de bevolking aangaat, en niet te vervallen in de ongestadige en grillige methodes der vroegere inheemsche besturen, die de ontvangsten regelden naar de uitgaven, door steeds weer belastingen uit te schrijven, wanneer zij geld noodig hadden. Zulke gevallen kunnen zich natuurlijk bij uitzondering voordoen, maar norm behoort m. i. te zijn, dat de uitgaven zich regelen naar de inkomsten, en niet omgekeerd. De draagkracht van de bevolking van het landschap dient in de eerste plaats de basis te zijn, waarop de begrooting van ontvangsten berust. 270

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 52