277 lezing zal afvragen, waar zijn we nu eigenlijk aan toe. Deze uitspraak moge bevestiging vinden in de conclusiën, waartoe de schrijver aan het eind van zijne beschouwingen komt en welke luiden: „1. De intuïtieve menschenkennis is niet bij machte, in het leger in alle omstandigheden de personen juist te beoordeelen en te waardeeren in den korten, daarvoor beschikbaren tijdde ps. t. moet haar aanvullen en zoo noodig vervangen. 2. De historische ontwikkeling der ps. t., haar plaats in de rij der positieve empirische wetenschappen en de uitgebreidheid van het terrein harer werk zaamheden zijn voldoende waarborg voor de productiviteit van haar arbeid in het leger. 3. De methoden der ps. t. zijn direct van toepassing in het leger. Het is gewenscht, met het oog op de nog gebrekkige terminologie, de begrippen zoo duidelijk mogelijk te omschrijven. 4. Toepassing van de psychologie der beroepen in het leger zoowel voor de vaste als voor de tijdelijke beroepen, is zeer gewenscht. Zij vordert scherpe omlijning der beroepseischen, nauwkeurig omschreven doelstelling en me thodiek der opleiding. De ps. t. der beroepskeuze moet in het leger vele moeilijkheden overwinnen, die voortspruiten uit de bijzondere gewoonten en gebruiken. Men moet in het leger breken met de stelling dat ondergeschiktheid tevens norm voor geschiktheid is. 5. De toepassing van de ps. t. van den arbeid in het leger eischt een scherper omlijning van den arbeid in vredestijd. Zij leidt tot grooter produk- tiviteit en minder tijdverspilling. 6. De ps. t. dienst in het leger, in handen van een vakpsycholoog, behoort in vredestijd onder het commando van het veldleger te staan. De organisatie past zich aan de organisatie van het leger volkomen aanzij is nimmer voor uitbreiding vatbaar en brengt zeer geringe kosten mede. In oorlogstijd is de ps. t. dienst een grootere organisatie onder het D.v.O." Bij het lezen van het artikel zal niet uit het oog mogen worden verloren, dat het voornamelijk slaat op toestanden in een militieleger, zoodat voor ons beroepsleger, dat daarenboven overwegend uit geheel andere personen bestaat dan de europeesche legers, aan de geleverde beschouwingen slechts een betrekkelijke waarde kan worden toegekend. Wij zullen goed doen de toepassing van de psychotechniek voor ons leger op te bouwen op de zeer bijzondere toestanden, welke wij hier te lande kennen en moeten ons niet in de eerste plaats werpen op hetgeen in het buitenland op dit gebied wordt vertoond. Een nauwlettende bestudeering van de bijzondere kenmerken en eigenschappen van de onderscheidene bevolkings groepen, waaruit ons leger wordt gerecruteerd, moet een eerste vereischte worden genoemd. Ook bij de keuze voor het officiers- en het europeesche onderofficierenkorps zal op vele punten op geheel andere eischen zijn te letten dan die, welke in de europeesche legers worden gesteld. In dezelfde aflevering komt voor een door den Luit.-Kolonel van den Ge- neralen Staf P. Donk gehouden voordracht„Verbetering van de Landmacht door overgang tot een ander stelsel van legervorming met een kleinere kern van beroepskader", waarin de volgende stellingen worden uitgewerkt „1. Erkenning van de noodzakelijkheid eener goed voorbereide landsver dediging is niet te vereenigen met berusting in een onbevredigenden toestand van de weermacht. 2. De toestand der landmacht is onbevredigend. 3. Bij het streven naar verbetering moet rekening gehouden worden met de tegenwoordige legersterkte en met de noodzakelijkheid om geleidelijk tot bezuiniging te geraken. 4. De legeropleidingen en herhalingsoefeningen moeten in de eerste plaats gericht zijn op het vormen van stevig samenhangende compagnieën e.d., op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 59